Paco & Anja in Azië

Last in paradise

Locatie: Bangkok, Thailand
Temperatuur:
34C
Luchtvochtigheid: 91%


De straten zijn schoon, het is er georganiseerd en oogt Westers. Veel hoogbouw en beton. Overal rijden auto's van het nationale automerk ‘Proton'. In het centrum van Kuala Lumpur stappen we uit in China Town. We struinen langs de Chinese kraampjes en eetstalletjes.

's Morgens vroeg, de volgende ochtend, gaan we per metro (het lijkt wel Parijs!) naar de trots van Kuala Lumpur: de Petronas Twin Towers. We sluiten aan in de lange rij toeristen die ook voor de gratis rondleiding komen. Met een groep van vijftien personen nemen we, na de veiligheidscontrole te zijn gepasseerd,in een kleine filmzaal plaats. Een introductiefilm over de succesvolle Maleisische oliemaatschappij en het ontstaan van de Twin Towers (1998)wordt getoond. De 88 verdiepingen tellende torens van bijna 452 meter hoog zijn tot op de dag van vandaag, na 11 september 2002, de hoogste Twin Towers ter wereld. Tussen de twee torens is later een skybridge gebouwd. Brug tussen beide torens waar je op 170 meter hoogte een prachtig uitzicht hebben over de stad. Na dit hoogstandje wandelen we naar Little India en drinken er chai en eten roti.

Verlaten Cherating
Vanuit de hoofdstad reizen we af richting de kust. We stappen over op een oude, roestige lokale bus en komen na een uur aan in het uitgestorven kustplaatsje Cherating. Het surfeizoen is helaas voorbij dus veel is hier niet te beleven. Het is ongemakkelijk heet deze tijd van het jaar, zelfs een duik in de het lauwe zeewater verfrist niet. We slapen twee nachten in dit kustplaatsje en reizen verder noordwaarts. Na een dik uur wachten stopt er pas een bus (we waren inmiddels al de tel kwijt van de voorbijrazende bussen). Hier in Maleisie kun je een bus niet langs de kant van de weg stoppen. Je regelt dit van tevoren.

Bounty op Pulau Perhentian Kecil
Na een tussenstop in Kuala Terengganu, arriveren we in de haven van Kuala Besut. Vanuit dit kleine plaatsje vertrekt de ferry naar de Perhentian islands. Al veel over gelezen en gehoord: we zijn erg benieuwd naar die helderblauwe zee en bijbehorende witte stranden. Bij aankomst blijkt dit helemaal te kloppen: tropisch eilandjes met de jungle als achtergrond. Na uren sjokken in de volle zon - zou het Anja's hobby zijn? - vinden we de ‘leukste' houten chalet van het eiland: Bintang View Chalets. De ‘A-frame'hutjes zijn gebouwd op een heuvel wat resulteert in een geweldig uitzicht. Ook de ligging tussen de bomen maakt het verblijf op dit eiland aangenaam. Voor we het strand naderen wandel je door een stukje oerwoud, wat de omgeving spannend maakt. Grote spinnen, varanen - die niet geheel geruisloos uit de bosjes stappen - en muggen krijgen we er gratis bij.

De nachten in ons houten hutje zijn warm, het koelt 's avonds niet af. Dat we onder een klamboe liggen, waar de ventilator niet doorheen kan blazen, draagt ook niet bij aan verkoeling. De lokale rum die op het strand te koop is zorgt soms ook voor onrust. Een dronken Engelse dame was er van overtuigd dat wij in het hutje lagen waar haar ‘new friends' sliepen. Tot drie keer toe loopt ze op onze veranda en schijnt met een zaklamp naar binnen. 'Is this hut number eleven?' Paco brengt haar uiteindelijk naar d'r eigen hut, in de hoop dat ze niet meer rond gaat dolen.

‘The Perhentian without snorkeling is like beer without bubbels', lezen we op een van de borden op het strand. Hier kunnen we niet omheen en boeken een duiktrip. Met een groep varen we richting de duiklocatie. Voor Paco is de laatste duik weer even geleden en moet de theorie ophalen voordat ie het water inspringt. Anja vermaakt zich met snorkelen tussen de kleurrijke vissen. Paco spot onder water een enorme rog! 's Avonds eten we samen met een Nederlandse duiker, een paar Fransen en een Spaanse jongen op het strand. We wisselen mooie verhalen en veel reiservaringen uit. De anderen zijn ook bijna op het einde van hun langdurige reis en hebben geen cent meer over. Onze strikte budgettering vanaf het begin loont zich nu, wij kunnen ons nog wel een drankje bij het eten permiteren. Later barst er een enorme regenbui los die eindelijk voor verkoeling zorgt (en een goede nachtrust).

Voordat we dit tropische eiland verlaten wandelen we nog naar een uitkijkpunt. Via aangelegde trappen kun je helemaal naar de baai beneden lopen. Met een watertaxi worden we weer bij ‘ons' strand afgezet. Daar genieten we van een welverdiende lunch.

Laatste Maleisische stop
Aangezien we een visum van vijftien dagen krijgen voor Thailand kunnen we nog niet de Thaise grens over. Daarom maken we een stop van twee dagen in de kustplaats Kota Bharu. Pal naast het busstation vinden we een eenvoudig guest house wat er op het eerste gezicht prima uitziet. Het Islamitische grensplaatsje Kota Bharu biedt niet veel; een lokale markt, verschillende winkeltjes en een shopping mall.

We passeren de grens (dit keer probleemloos) en vertrekken via de drukke stad Krabi naar de kustplaats Ao Nang. We rijden door een indrukwekkende omgeving van bergen en krijtrotsen. Het Europees aandoende plaatsje met boulevard aan zee, biedt alles voor de toerist. Van massagesalons tot Scandinavische restaurants, Ierse pubs en meer kroegen. Maar door de toenemde onrust in Bangkok zijn er maar een handjevol toeristen. Wij vinden een luxe kamer boven de pub ‘The Irish Rover'. We zijn blij kleine lokale eetstalletjes op straat te vinden en struinen langs kraampjes. We praten over de escalerende ongeregeldheden in Bangkok met onze Thaise gastvrouw. We leren dat de (arme) Thaise roodhemden 'gevoed' en betaald worden door de corrupte oud-president Thaksin. En op deze manier weer naar de macht kan grijpen. 'Oh Thaksin, no good!'.

Met de ferry passeren we mooie rotsige eilanden met oerwoud en witte strandjes. Het doet ons denken aan Palawan, Filipijnen. We meren aan op het eiland Ko Phi Phi. Het blijkt een groot bruisend dorp te zijn, met op elke vierkante meter een hotel of bar. Dat het zo groot zou zijn, hadden we niet verwacht! Aan wal worden we ‘aangevallen'door de vele hotelverkopers. 'Yes? You need a room, cheap cheap! Where you go?' We lopen snel door en passeren de ene duikschool na de andere. Als we een kamer hebben gevonden informeren we voor rotsklimmen. Het blijkt er de perfecte lokatie voor te zijn.

Bij ‘Cat's Climbing Shop' reserveren we voor de volgende dag een klimles. We wandelen met Ryan, onze Amerikaanse kliminstructeur, de volgende dag langs het strand. Aan het eind van het strand gaat er een steil onverhard pad omhoog en komen we tussen de bomen door aan de voet van een schitterende grote, verticale rotswand. Als we uitgebreid zijn geinstrueerd en geoefend hebben met zekeren, zet Ryan het klimtouw uit, wrijft Paco zijn handen in met magnesiumpoeder en klautert omhoog. Desondanks we ons in de schaduw begeven is het er alsnog erg warm. Na een aantal meter klimmen heb je een schitterend uitzicht over de baai en het strand. Toch wel even wennen zo hangend aan een uitstekende rots ruim tien meter boven de grond. Helemaal als je naar beneden kijkt... Als we beide de top van de klimroute hebben bereikt, beginnen we aan een nieuwe route. Als beginners maken we tijdens het klimmen de fout te veel onze armen te gebruiken in plaats van onze benen. Dit kost veel kracht en nemen rust halverwege op een breed uitstekende rots.

Na deze klimmiddag nemen we een duik in de zee en kijken omhoog naar de rijzende krijtrotsen waar we net hebben geklommen. Een mooie sport met een enorme fysieke uitdaging! Later op de avond passeren we ‘Doctor Fish'. Dit hebben we in Maleisie en Bali eerder gezien; je zit met je voeten en benen in een bad, waar heel veel kleine visjes zwemmen . Direct gaan ze aan je voeten en benen knabbelen. Ze doen zich te goed aan het eten van dode huidcellen. Een gek en kriebelend gevoel! De meeste visjes bevinden zich bij Paco's voeten en genieten gretig van een feestmaal.

Als afsluiting wandelen we nog naar het hoogste punt van Ko Phi Phi. De krijtrotsen zien er vanaf deze kant indrukwekkend uit. Een flinke wandeling door de bush brengt ons bij een strandje aan de andere kant van het eiland. Wat een rust; geen barretjes of rijen strandstoelen. Een paradijs vergeleken met waar we verblijven. Mooi, goudkleurig strand met palmbomen en op de achtergrond oerwoud. Helaas ontdekken we dit nu pas, vlak voor ons vertrek. We nemen een frisse duik en ontbijten op het strand. Een longtailboot brengt ons terug naar de haven. Per ferry vertrekken we die middag weer naar het vaste land: Phuket.

Crazy Phuket
Phuket Town valt ons alles mee. We waren voorbereid op een nog groter toeristisch circus, maar we treffen een mooi, oud stadje. De Portugese bezetting, lang geleden, geeft de stad een Mediteraans tintje. Tijdens een wandeling door ‘old town' worden we aangenaam verrast door Portugese architectuur in vervallen maar ook gerestaureerde staat.

‘Dankzij' de nog steeds aanhoudende onrust in Bangkok zijn de toeristen op een hand te tellen. We nemen op plastic stoeltjes op straat plaats en eten verse vis en kijken een film in de bioscoop toe.

Kata Beach
Nadat we Phuket Town helemaal hebben ontdekt reizen we verder richting de kust. Per sawngthaew (voor ons een illegale kopie van de Filipijnse jeepney) zijn we al na een klein uurtje in de kustplaats Kata Beach. Tijdens het regenseizoen kun je hier surfen, dus Anja snelt met plank de zee in. Helaas blijven de echte golven uit... het regenseizoen is laat dit jaar. De laatste avond eten we pad thai op het strand en proosten met een Thais biertje.

Ons eigen Banglamphu
De Banglamphu-wijk in centraal Bangkok is favoriet bij menig backpacker. Ons plan was ook om hier onze reis af te sluiten, waar we acht maanden geleden de reis begonnen. Maar door de onrust en onzekerheid in Bangkok hebben we besloten in een hotel vlakbij de luchthaven te verblijven. Bij aankomst blijkt alles weer mee te vallen en is de rust inmiddels teruggekeerd.

Het hotel ligt op een een troosteloze locatie aan de snelweg, waar we vanuit het raam het vliegveld zien liggen. Maar aan het eind van de straat, de bocht om, ontdekken we een plein met lokale eetstalletjes en fruitkraampjes. Er zit zowaar ook een gezellig koffietentje met goede cafe latte en ice coffee! En een kilometer verderop is een lokale markt waar we voor leuke prijzen kunnen shoppen. Echt lokaal, want er is geen toerist te bekennen. We hebben ons equivalent van Banglamphu en de Starbucks gevonden!

The end
We sluiten ons Asia Adventure af in een barretje met een cocktail en lokale rum. We kijken terug op een geweldige en inspirende periode. Waarin we veel mooie dingen hebben gezien en meegemaakt. Maar we hebben ook veel armoede en ellende gezien. Het is in de wereld helaas niet goed verdeeld. Door onze langdurige reis beseffen we des te meer hoe bevoorrecht we zijn uit Nederland te komen. Alles is er goed geregeld. Geen zwerfafval, geen open riolering, geen corruptie. Ook viel het ons op dat de meeste reizigers die we tegenkwamen met name Europeanen waren. Fransen, Duitsers, Spanjaarden, Belgen. Het weerspiegelt het rijke Westen...

Over 24 uur vliegen we terug naar Nederland en staat ons weer een Hollands avontuur te wachten!

We vonden het erg leuk om onze verhalen op deze weblog te zetten, zo konden jullie ook een beetje meereizen. Bedankt voor alle reacties, tot gauw in Nederland!

Road trippin' Bali


Locatie: Kuala Lumpur, Maleisie
Temperatuur: 36C ('s nachts: 25C)
Luchtvochtigheid: 89%



Maar 45 minuten vliegen vanaf de Javanese plaats Surabaya en we staan weer op een totaal ander eiland met een totaal andere cultuur; Bali. Door de Hindoeistische inslag (95%), doet Bali heel vredig aan. De kunstzinnige tempeltjes, beeldjes, de wierrookgeuren en het gepingel wat bij de ceremonies hoort (en op de repeatknop lijkt te staan). Overal liggen kleine offers die drie keer per dag zorgvuldig bij alle beelden en voor het huis (lees op de stoep) worden geplaatst. Lastig om te ontwijken, hopelijk vergeven de Hindoegoden ons... De heldergroene rijstvelden staan op springen, het is bijna oogsttijd. Gelukkig is het nog steeds rustig hier, net zoals zes jaar geleden toen we hier ook waren, zeggen we tegen elkaar.

...totdat we in het circus van Kuta staan, hier moeten we even aan wennen na de busavonturen in de oerwouden van Kalimantan. Kuta is het Benidorm van Bali, voor de Australiers om de hoek. Gevolg: blote basten (ja ook in het restaurant en de supermarkt), Bintang-shirtjes (lokaal biermerk, het lijkt wel alsof ze gratis uitgedeeld worden) en niet te vergeten de tatoeages. Om de meter wordt dezelfde vraag gesteld: ‘Yesss, you need taxi?' De Engelse pubs doen het goed en het lijkt alsof ook daar gratis bier wordt verstrekt. Deze vertoning heeft ook voordelen, meerdere malen per dag hebben we de slappe lach te pakken.

Toeren over Bali

Zo snel mogelijk regelen we een jeepje om over het eiland te toeren. Ons hotelletje in het circus begint ons op te breken, onze kamer ligt boven de receptie en de bar waardoor we tot diep in de nacht het gejoel van dronken toeristen mogen aanhoren.

We laden de Suzuki vol en rijden met een wegenkaart in de aanslag richting het artistieke plaatsje Ubud. Na wat beginnerskwalen en flink zweten rijden we eindelijk de drukke stad Denpasar uit. De kaart geeft ons geen houvast meer (andere bewoording voor verdwaald) dus we rijden op ons gevoel. Opeens doemen mooie rijstvelden en kleine wegen op. Of dit nu richting onze eindbestemming is dat maakt niet uit, dit is Bali op haar best. Smalle kronkelige straatjes door knalgroene rijstvelden. Enkele velden zijn inmiddels al geoogst waardoor ze meer op de Franse, droge maisvelden lijken. We stoppen bij een warung langs de weg en eten nasi goreng. Erg fijn om de drukte van ons af te schudden! De eigenaar vertelt tot onze verbazing dat we in de goede richting zitten (zelfs Anja's richtingsgevoel is meegereisd J), Ubud is nog maar een half uurtje rijden. En inderdaad, na wat bochten met tempeltjes en bij de grote boom links zien we de eerste boetiekjes en kunstgallerijen al opduiken.

Ubud barst van de creatieve mensen, locals en buitenlanders. Kunst in overvloed, overal hangen kleurrijke schilderijen, handgemaakte meubels en uit hout gesneden beelden. Helaas allemaal te zwaar en te groot om in de backpack te stoppen. Accommodatie is niet moeillijk te vinden, het stikt van de homestays, villas en guest houses. De een nog mooier dan de ander (uitzicht op de rijstvelden, zwembad et cetera). Ook de prijs is ernaar, we herkennen niet meer de lage tarieven van zes jaar geleden. Gelukkig vinden we na even zoeken een prima onderkomen bij Hai Cottages.

We blijven een paar dagen in Ubud en vermaken ons met het ontdekken van de smalle modderpaden door de rijstvelden en slenteren langs alle boetiekjes. Ook brengen we een bezoek aan het Monkey Forest. Een klein park in het centrum van Ubud waar inmiddels zeer tamme - maar niet ongevaarlijke - makaken rondrennen. Het blijft een mooi schouwspel: toeristen met peperdure bananen (bij de ingang aangesmeerd) die worden aangevallen door de brutale aapjes.

'How are you going to solve this problem?'

Na vier dagen cultuur opsnuiven in Ubud houden we het voor het gezien en zetten we koers naar de oostkust. Paco moet constant in opperste staat van concentratie autorijden, anders rijden we zo ergens tegenop. De wegen zijn ubersmal (eigenlijk niet geschikt voor twee auto's naast elkaar) en net zoals wij allemaal fietsen zijn de Balinesen gek op brommeren. Werkelijk overal rijden ze rond. Zonder te kijken scheuren ze de doorgaande weg op. Ook de lokale bussen zijn aanwezig, onze favoriet. Als er weer een plotseling voor onze neus opduikt probeert Paco de bus te passeren. Helaas ziet de buschauffeur op dat moment een nieuwe passagier en trapt op de rem. De jeep ‘kust' de bus aan de zijkant . Zowel de jeep als de bus zijn ingedeukt, gelukkig maar een klein deukje (met het blote oog in het donker niet te zien). ‘How are you going to solve this problem?', roept een Engelssprekende man. ‘Best solution is to pay the driver instead of calling the police'. De chauffeur wil zo snel mogelijk verder. Wij ook en betalen Rp 150.000 RP (ongeveer 15 euro).

Nog geen kilometer verderop staat ons de volgende verrassing te wachten. Een grijnzende politieagent gebaart ons te stoppen. We hebben onze veiligheidsgordels om (die eigenlijk niet werken) en de rijbewijzen bij de hand. Wat kan er mis zijn? De agent bekijkt Paco's Nederlands rijbewijs en vervolgens het Internationaal rijbewijs. Deze blijkt net een maand verlopen te zijn. Aha, denkt de agent,die een reden heeft gevonden voor deze aanhouding. ‘How are you going to solve this problem?', wordt ons wederom gevraagd. Met een onbetrouwbaar gezicht zegt ie: 'You pay only five dollar!'. Hierna kijkt hij snel of z'n collega het heeft gehoord. Paco speelt het spelletje mee en praat honderuit over hoe vaak we al in Indonesie geweest zijn en dat onze huwelijksreis nu echt verpest is. Na een half uur onderhandelen laat ie ons gaan met de woorden ‘Ok my friend, no problem now'.

Om het voorgaande angstzweet van ons af te spoelen besluiten we de afslag te nemen naar een kleine baai. Een erg mooi strandje (Pasir Putik Beach) vlakbij de drukke kustplaats Candi Dasa. Een plaats om te slapen is hier niet dus rijden we het binnenland in naar Tirta Gangga (water van de Ganges). In deze plaats, midden in de rijstvelden en iets hoger gelegen waardoor het koeler is, ligt een oud waterpaleis. De rajah van deze streek was fan van zwembaden en fonteinen en heeft daarvoor een paleis gebouwd. Op de parkeerplaats voor deze toeristisc he attractie loopt een manke parkeerwachter naar onze jeep. Hij weet wel een leuke accommodatie voor een leuke prijs. Het blijkt een paradijsje te zijn. Na even klimmen zien we vier kleine huisjes naast elkaar staan. Het uitzicht loont de hectische dag, een groen dal met wederom rijstvelden en de vulkaan Suraya op de achtergrond.

De volgende dag nemen we een kijkje bij het waterpaleis. Het is niet heel groot, maar het heeft een mooie watertuin met ontelbaar veel fonteinen. En tot ons genoegen spotten we twee enorme baden, toegangelijk voor publiek. Anja ziet er meteen een wedstrijdbad in en trekt fanatiek een aantal banen. Van de visjes en de groene aanslag op de bodem trekken we ons niets aan. De net per touringcar aangekomen Amerikaanse toeristen kijken ons vreemd aan, die rare Hollanders toch... Ze blijven angstvallig (met de Gucci-zonnebril nog op) bij het trapje staan, bang om uit te glijden.

Tirta Gangga (en ons koninklijke wedstrijdbad) bevalt ons zo goed dat we langer blijven. We maken tussen het zwemmen door een wandeling met onze parkeerwachter die ook gids blijkt te zijn (die Balinesen zijn ook van alle markten thuis). We hopen dat de manke parkeerwachter, genaamd Mankku, (geen grap) twee uur heuvel op heuvel af door de hitte redt. Hij is mager en z'n jonge jaren al voorbij. Ook houdt ie van een sigaret, net zoals al z'n andere mannelijke eilandgenoten. Mankku kent de weg goed en wij zijn inmiddels goed in het aanpassen van ons tempo. Vanaf het hoogste punt van de omliggende rijstvelden kijken we naar de Gunung Agung (de hoogste top van Bali).

Mistige vulkaanbeklimming

We rijden verder richting het oosten, de Ahmed kust. Een mooie route door kleine vissersdorpje met spectaculaire uitzichten op de ruige kust. Door de tropische buien die de afgelopen dagen zijn gevallen rijden we regelmatig door een overstroomd stuk wegdek. Onderweg lunchen we bij een afhaalwarung, we nemen plaats op de stoep. Hoe lokaler hoe lekkerder hebben wij ontdekt; rijst met groenten, tofu en satesaus van een bananenblad. Smullen!

We zetten koers naar lake en vulkaan Batur. Vlakbij het meer blokkeert een vrouw ons de weg en gebaart ons te stoppen. Ze zal onze auto zegenen met de bekende Balinese offers tegen de kwade geesten van het meer. De vrouw blijft voor onze jeep staan, we kunnen geen kant op. Voor dat we het in de gaten hebben wordt er een bloem achter onze oren geschoven en rijst op onze voorhoofd geplakt. Het dashboard en de ruitenwissers worden voorzien van offerbakjes inclusief wierrookstokjes. Een ‘vrijwillige' donatie is de tegenprestatie. Wierrokend rijden we lachend weg, tja, dit hoort gewoon bij Bali. We checken in bij guest house ‘Under the Vulcano 3'. De huisjes liggen aan het meer met de indrukwekkende vulkaan op de achtergrond. De omgeving is bezaaid met lavarotsen, de vulkaan is nog in 2000 uitgebarsten en nog steeds actief. Alles draait in dit dorp om de beklimming van deze berg (1717 meter). We regelen via een ‘gids' die ons al uren achtervolgt een trekking naar de top voor de volgende dag.

Om 3:30 uur worden we gewekt en per brommer naar de voet van de berg gebracht. We ontmoeten twee jongens uit de Duitse Alpen die ook meelopen. Binnen een uur staan we op de top. Helaas is het mistig, we kunnen nog geen meter vooruit kijken. De zonsopgang voltrekt zich achter een dikke pak wolken. Op de top is er cola en wamte thee te verkrijgen, maar voor driemaal de normale prijs. Ons ontbijt wordt in de krater bereidt, een bananenbroodje met gekookt eitje (gekookt door ontsnappend stoom uit de rotsen). Helaas kun je door de mist nog steeds niets zien. Bij de afdaling trekt het open en zien we lake Batur liggen, een sprookjesachtig gezicht.

Balinese eend

Na een koude douche besluiten we diezelfde dag weer verder te reizen, op naar de zon. Een mooie tocht door het bergachtige binnenland brengt ons in Lovina, Noord-Bali. Lovina is een populaire kustplaats dus we besluiten iets voor de drukte te verblijven. Door een brommerende Balinees worden we naar een guest house begeleid. Het blijkt prima accommodatie te zijn, huisjes in een grote tuin. Het strand ligt om de hoek.

Het is laagseizoen en elke toerist wordt letterlijk besprongen. We worden constant belaagd door taxichauffeurs en gidsen die een dolfijntripje proberen te verkopen. Ook kun je niet ongemerkt een restaurantje passeren, de proppers trekken je bijna naar binnen. Wij stappen een lokale warung binnen en worden hartelijk begroet door de eigenaar terwijl zijn vrouw rustig doorsnurkt. We zien een (levende) eend in een emmer liggen en er staat een grote pan klaar. We vragen naar de bekende weg, het arme beestje blijkt zo een warm bad te krijgen. De Balinese eend is een specialiteit die je eigenlijk niet kunt missen. Je ziet overal op het eiland eendenveldjes, zoals bij ons de koeien in de wei. We laten ons overhalen en bestellen voor die avond de Balinese eend. Er gaat veel voorbereiding aan vooraf; kruiden en vier uur koken. En niet te vergeten de ceremonies voor nog meer eendenliefhebbers.

Ondertussen nemen wij een duik in de zee. Het zwart/grijze vulkaanstrand staat vol met kleurrijke vissersbootjes. Nadat de wind van richting verandert zien we opeens van alles in het water drijven; plastic, hout, flesjes en zelfs wc-papier... Binnen de kortste tijd ligt het hele strand bezaaid met afval. Dit is een groot probleem op Bali, het afval wordt niet verzameld en klakkeloos in de natuur gedumpt. Zoals helaas in meer Aziatische landen die we bezocht hebben. Er is een open riool in Lovina, even verderop zien we dat alles zo de zee in stroomt... We schrikken hiervan.

De eend is inmiddels gesmoord en staat dampend voor onze neus. Voordat we een hap mogen nemen moet er eerst een stukje eend geofferd worden aan Brahma, Shiva en niet te vergeten Vishnu. ‘For good luck and customers', laten we ons vertellen. De vrouw des huizes zingt mantra's en observeert nauwkeurig hoe de gerechten bevallen. Eendenvlees is weer ‘es wat anders, het vlees is rood en taai. De smaak valt ons tegen. De bijgerechten zijn om te smullen (groenten in kokossaus en gekruide aardappels) en de gastvrouw smult even later van de overgebleven eendenpoten. Ook het toetje, black rice pudding, zien we even later in de mond van onze corpulente dame verdwijnen.


Terug van weggeweest

Eenmaal in het zuiden vinden we in Legian een gezellig hotelletje met zwembad. We brengen de dagen door met zwemmen in zee, boeken lezen en het observeren van de wereld van Bintang-drinkende-Australiers. Helaas zien we ook hier veel plastic troep dat aanspoelt. Bij een duik in de zee voel je de oude wasmiddelzakjes tussen je tenen doorglippen. Aan Paco's duikbrilletje blijft een plastic zakje kleven. We proberen de locals hiermee te confronteren maar ze lijken zich er niet druk over te maken. Er zijn al acties ondernomen om het strand te reinigen maar dit levert blijkbaar nog weinig resultaat op. De gescheiden afvalbakken staan er spliksplinter nieuw bij en zijn helemaal leeg, er omheen liggen bergen afval...

Met een brommer rijden we naar Ubud en brengen een bezoek aan de Nederlanders Rob en Addy. Zij zijn een half jaar geleden hier komen wonen en zijn betrokken bij een lokaal project. In hun huis midden in de rijstvelden worden we hartelijk ontvangen. Na een borrel rijden we naar de stichting, Senang Hati, een woongemeenschap voor lichamelijk gehandicapten. Het is een actieve woonomgeving waar gehandicapten onderdak krijgen, activiteiten worden georganiseerd en zelf o.a. sieraden en schilderijen maken. Die avond eten we ergens samen met onze Nederlandse gastheren in Ubud en na een gezellige avond laat weer terug naar het zuiden.

Illegale praktijken

Vandaag staan we vroeg op voor onze vlucht naar Kuala Lumpur. Bij de immigratiedienst kijkt de man achter de balie ernstig naar Anja's paspoort. Hij gebaart ons even later mee te lopen naar het kantoor. We slikken en vragen wat er aan de hand is. Er wordt driftig overlegd en gebeld zonder ons in te lichten. Er blijkt een stempel te missen in ons paspoort. Het visum is in orde maar we hebben bij binnenkomst van Indonesie geen stempel gekregen. ‘You are illegal here, big problem', zegt de immigratie-ambtenaar ernstig.

We zien de regels van overtreding voor ons liggen, drie jaar cel of drieduizend euro boete hangt boven ons hoofd. Na het terugdraaien van onze aankomst in Indonesie vertellen we uitgebreid ons verhaal. Er was geen immigratiekantoor aanwezig in Tarakan waar we per boot aan wal kwamen. Wel vreemd dat we de enige toeristen aan boord waren, denken we acheraf. Wellicht een illegale boottocht? We worden doorverwezen naar het immigratiekantoor, een paar honderd meter buiten de airport. Onze Air Asia vlucht hebben we inmiddels gemist.

Meerdere keren vertellen we ons verhaal, zoeken naar bewijsstukken, is er overleg tussen de grote bazen en verplaatsen we ons van bureau naar bureau. Nadat de juiste handtekingen en krabbels zijn verzameld ontvangen we ein-de-lijk het begeerde stempeltje! We hebben geluk met de vriendelijke Ambonees, die ons helpt en familie in Nederland blijkt te hebben. Na ruim twaalf uur verlaten we dolblij en zonder boete het kantoor. We kunnen weg! Die avond boeken we een nieuwe vlucht en proosten op de Koningin.

Huisje, boompje...

Waarschijnlijk is dit ons een-na-laatste verslag vanuit Azie. Over een kleine maand zetten we alweer voet op Nederlandse bodem en komt ons acht-maanden-lange avontuur ten einde. We moeten weer op zoek naar een baan en woning. Via onze weblog willen we dan ook iedereen vragen: ken je toevallig een stelletje die net een huis hebben gekocht en waarbij hun huurhuis vrijkomt? Of iemand in de familie die op zoek is naar nieuwe huurders? Het nichtje van de buurvrouw die net is verhuisd.
We willen graag (per 1 juni) weer in de randstad wonen met de voorkeur in Haarlem en omgeving. Maar tips over woonruimte buiten deze omgeving is ook welkom. Help ons een dak boven het hoofd!

Mail ons: pacovandeven@gmail.com, dijkvana@gmail.com

Bedankt!

Borneo by bus

Locatie: Bali, Indonesie
Temperatuur: 27C
Luchtvochtigheid: 86%

‘Oh no, the airport is far far away, at least four hours drive!’, beweert onze taxichaffeur, nadat we zijn ingestapt en de verkeersdrukte van Manila tegemoet rijden. Ja natuurlijk, denken we bij ons zelf, weer een van de vele scenes die taxichauffeurs opzetten om zo alleen maar meer geld af te kunnen troggelen. Nee, daar trappen we niet in. ‘But you can rent my taxi for only 2000 pesos (30 euro), or you go by bus, which takes longer’, vervolgt onze chauffeur, denkend een lucratieve deal te hebben afgesloten. Maar dan bedenken we ons inderdaad dat onze Air Asiavlucht buiten Manila vertrekt van een andere, kleinere luchthaven. We moeten bij het Manila Clark Airport zijn, ruim 150 km ten noorden van Manila stad!

Gelukkig zijn we nog vroeg en onze vlucht naar Kota Kinabalu (Maleisie) vertrekt pas in de namiddag. We laten ons afzetten bij een bus terminal en pakken de eerste beste bus naar het noorden. Over drie uur vertrekt het vliegtuig naar Kota Kinabalu en die willen we niet missen! De stress begint al langzaam toe te slaan als we horen dat de busrit ruim twee uur duurt naar desbetreffende vliegveld. En al helemaal als een ander zegt dat het juist drie uur rijden is. Uit ervaring weten we dat er standaard een extra uur bij de reistijd opgeteld kan worden. Met natte handen zitten we in de bus die de stadsfile inrijdt en waarbij alles voor ons te langzaam gaat. Als we de drukte hebben verlaten is het gelukkig ‘rustig’ op de snelweg en kan de bus aardig doorrijden. Op advies van een vriendelijke medepassagier stappen we bij de eerste beste stopplaats uit om van daaruit het laatste stuk per taxi af te leggen. Na exact 2,5 uur zitten we in de taxi naar de airport. Nog een half uur... We gebaren de chauffeur door te rijden, omdat we onze vlucht moeten halen. We betalen het dubbele tarief! Zwetend en continu kijkend op onze horloges racen we door een enorm groot, open afgebakend terrein. Dit was een voormalig Amerikaans militaire basis gedurende de bezetting, wat nu als luchthaven dient. Onze taxi slalomt om de andere auto’s en scheurt het Clark vliegterrein op.

Met nog tien minuten voor vertrek loodsen we onze bagage door de security check en begeven ons naar de incheckbalie. Het is allemaal geen probleem en het luchtvaartpersoneel doet net of we nog alle tijd hebben. Er zijn zelfs nog andere passagiers die net als wij nog inchecken. We hebben het gehaald! Een kwartier later verlaten we Filipijnse bodem.

Asfalt op Borneo

Opgelucht en opgewekt landen we op Kota Kinabalu, ten noorden van Maleisisch Borneo (Sabah). We worden op het vliegveld opgepikt door de eigenaar van het ‘Tropicana Lodge’ waar we verblijven. De eigenaar, Vincent, heet ons welkom en rijdt met z’n jeep naar de lodge. We kijken om ons heen en zien glad geasfalteerde wegen, strakke gebouwen en veel verkeersdrukte. Het is totaal niets van wat we hadden voorgesteld van deze plaats. Bij Borneo denk je aan een klein plaatsje in de jungle met slechte infrastructuur, maar niets is minder waar. Vincent trekt al rijdend een blikje bier open en steekt een sigaret op. Er is een kleine wijziging in de boeking, deelt hij mede, bij navraag om de geboekte tweepersoonskamer. Aangekomen bij de lodge betrekken we een kamer met drie stapelbedden, een tafel en ventilator. We delen het toilet en douche met de andere gasten. Er is een krap balkon, dat ook als keuken dient, wat aan de jungle grenst. Verreweg van romantisch, maar prima voor de eerste paar nachten. We vragen ons af waaraan deze lodge zijn naam heeft te danken. ’s Avonds eten we bij een populair restaurantje zittend op kleine plastic tuinstoelen op de stoep. Het doet heel erg Chinees/Vietnamees aan, gezien ook de gerechten die worden geserveerd. Noedelsoep met varkensvlees, rijst met kipsateetjes of ei met gekookte groenten. De Chinese invloed is hier groot, gezien de vele Chinese borden en tekens op straat. We leren dat de Maleisiers ook Chinees als tweede taal spreken en dit op school krijgen. De Maleisiers die we zien zijn een mix van Chinezen, Indonesiërs en Filipino’s.

De volgende morgen verkennen we het centrum en struinen een lokale markt af. Na een reisgids te hebben gevonden bij een boekhandel besluiten we morgen verder te gaan richting Sepilok. Op het enorme terrein van de night market nemen we plaats bij een van de vele stalletjes. Van nasi goreng tot gegrilde vis, pisang goreng tot vers fruit, vanalles is er te verkrijgen. Als we onze fried noodles afrekenen kopen we nog wat fruit. Bij een Filipino kopen we een paar Filipijnse mango’s en maken een praatje met een paar Filipijnse verkoopsters. We merken dat we niet ver zijn van de Filipijnen.

We staan vroeg op en wandelen naar de bushalte. Bij de bus terminal aangekomen worden we ‘aangevallen’ door hordes ticketverkopers. ‘Yes, you buy busticket, cheap cheap!’ gillen de verkopers uit, ondertussen trekt een ander je bij je arm en is overtuigd dat hij de beste buskaartjes heeft. Bij wederom een Filipino kopen we buskaartjes voor Sandakan, vlakbij het plaatsje Sepilok. In Sepilok is een Orang Utan Rehabilitation Center die we willen bezoeken. De bus vertrekt stipt op tijd en men wacht keurig voor elk rood stoplicht. We vervolgen onze weg over goede wegen tijdens de zes uur durende busrit. Dat dit Maleisisch deel erg ontwikkeld is is zeker merkbaar!

In de bus worden Maleisische actiefilms vertoont met geweldadige scenes. In een ninjafilm spat het bloed alle kanten uit. De medepassagiers en hun kleine kinderen kijken ontspannen naar de beelden. Een klein jongetje naast ons speelt de vechtende filmscenes na, iets wat zijn ouders totaal niet hindert. Onderweg zien we dat veel stukken jungle plaats heeft moeten maken voor palmolieplantages. Kilometers achtereen velden met oliepalmen. Van de gewonnen palmolie wordt onder andere zeep en shampoo (Palmolive) geproduceerd.

Een paar kilometer voor de stad Sandakan worden we met onze rugzakken gedropt bij een rotonde. In de hete middagzon lopen we richting Sepilok en vinden een lodge grenzend aan de jungle. De hoge prijs is te wijten aan het feit dat alle maaltijden zijn inbegrepen. Nadat we ingecheckt hebben, kunnen we aanschuiven voor het lunchbuffet. Althans, wat er van over is. In een grote overdekte ruimte zitten andere gasten aan tafel en is er net een briefing gaande. We ontdekken dat hier voornamelijk groepen komen die per bus naar het nabij gelegen Orang Utan Rehabilitation Center worden gebracht.

Silence please

Wij wandelen liever en gaan op eigen gelegenheid richting het rehabilitatie centrum. Bananenbomen worden afgewisseld door palmen en majestieuze bomen toren hoog boven de primaire groene laag uit. De elegante acaciabomen laten sterk van zich spreken. Voorbij ons razen minibusjes met toeristen. Een groot bord met ‘Orang Utan Rehabilitation Center Sepilok’ met een foto van een orang oetang (letterlijk: man of the jungle) verwelkomt ons. In het opvangcentrum is informatie te lezen over deze primaten en welke er momenteel verzorgd worden.

Over een aangelegde houten verandapad, is er een route door het park. Over enkele minuten is het feeding time en verzamelen we ons op het feeding platform. Vanaf dit terras kan men, vanaf een meter of tien, de verzorgers zien hoe er bananen en melk wordt neergezet waar de orang oetangs op af zouden moeten komen. Een parkopzichter houdt een bordje omhoog met ‘silence please’. Op het platform verzamelen zich ondertussen hordes toeristen in alle soorten en maten. Compleet met junglehoed, enorme zonnebrillen op en hikingboots aan. Het afritsbroekgehalte is enorm en we zien de meest spierwitte benen voorbij komen. Geen wonder dat er maar twee orang oetangs op komen dagen. Een klein, nieuwschierig mannetje klautert, onder toeziend oog van ondertussen ruim honderd mensen, via een kabel naar de plek waar de lekkernijen zich bevinden. Hij drinkt langzaam uit de bak en kijkt tegelijkertijd met beide ogen richting zijn publiek. Met een blik van; ‘hmm flink wat volk vandaag’, keert hij ons vervolgens de rug toe.

Een jongen met splinternieuwe trekkingschoenen is druk bezig zijn statief van zijn camera op de juiste hoogte in te stellen. Terwijl er ondertussen een makaak polshoogte komt nemen en vecht met de orang oetang om een banaan. Bij het bonte gezelschap voegt zich nog een familie toe; beide ouders en zoon zijn alledrie voorzien van een flinke rugzak en gekleed in tropenkleding van de beste kwaliteit. Met hun bergschoenen aan lijkt het alsof ze straks een expeditie gaan ondernemen om Mount Kinabalu te gaan beklimmen. Na dit tegenvallende bezoek besluiten we naar het kustplaatsje Sandakan te vertrekken. We vinden een ‘backpackers hostel’ pal aan het water.

In onze hostel ontmoeten we het Nederlands/Duitse stel Marijn en Harold uit Munchen. ‘s Avonds gaan we met z’n vieren op pad en eten roti met curry bij een van de door Indiers gerunde eettentjes. We verplaatsen ons hierna naar een terras waar (in dit Islamitisch land) wel alcoholische drankjes te verkrijgen zijn en drinken nog een biertje. Aan de waterkant wordt het erg gezellig, ondanks de struinende ratten en kakkerlakken die we zien. Het worden uiteindelijk heel wat meer biertjes...

Vrolijk Pasen

Met een kleine kater stappen we de volgende ochtend in de bus op weg naar Tawau. Hier aan de grens met Indonesie (Kalimantan), kunnen we een visum regelen zodat we verder Indonesisch Borneo in kunnen. Het Maleisisch deel wat we tot nu toe gezien hebben valt ons wat tegen en alles is ook duurder in verhouding met de andere landen die we bezocht hebben.

Het Immigratiekantoor oogt rustig en we hoeven vast niet lang te wachten, denken we. Maar een lokale medewerker, die gebrekkig Engels spreekt, maakt ons duidelijk dat het kantoor vandaag gesloten is. ‘Today closed, Good Friday’. You come back Monday’, brabbelt hij. Dat is waar ook, Goede Vrijdag! Dat ze hier ook rekening mee houden hadden we totaal niet verwacht in een Islamitisch land als Maleisie.

Dus komend weekend is het Pasen, iets wat we nu bij toeval ontdekken. In Tawau centrum is niet veel te beleven, er zijn wat winkels, restaurantjes en een groot plein met een glimmende moskee die duidelijk van zich laat horen. We concluderen dat we hier ‘vast’ zitten tot maandag en verblijven de paasdagen in Tawau.

Ons ‘paasweekend’ spenderen we in een wat luxer hotel en lezen een boek en rusten lekker uit. Als we maandagochtend, op tweede paasdag, aan de ontbijttafel zitten heeft Anja een enorm opgezet gezicht, rond als een paasei. ‘Is de paashaas dan alsnog geweest?’, grapt Paco. De zwelling neemt later niet af, maar eerder toe. ‘Het lijkt wel alsof mijn hoofd zo uit elkaar kan spatten’, klaagt Anja. Ook heeft ze jeuk en uitslag op d’r armen. We denken aan een allergische reactie van sea food wat we gisteravond hebben gegeten. Voordat we onze visa gaan aanvragen besluiten we eerst langs de dokter te gaan. Even later wachten we in een nette wachtkamer op onze beurt bij dokter Thomas. De vriendelijke huisarts bevestigt, met een Indiaas accent, dat het inderdaad een allergische reactie is. Maar waarvan is lastig te zeggen, het kan vanalles zijn geweest. Anja krijgt een injectie in d’r bil, medicatie tegen de zwelling en zalf tegen de jeuk. Al vrij snel heeft het effect en krijgt haar gezicht weer het bekende gelaat.

Aangekomen bij het ‘Konsulat Jenderal Republik Indonesia’ is het er stervensdruk. Tientallen Indonesiers staan in de rij te wachten of vullen papieren in. Gelukkig worden wij aan een andere balie geholpen en vullen de toegereikte formulieren in. Na twee uur wachten zijn we al in het bezit van het visum. Op naar Indonesie!

Selamat datang

We komen nog net op tijd aan in de haven om de boot naar Tarakan te pakken. We stappen in een snelle express boat die uiteraard helemaal volgeladen wordt. Op het voordek liggen pakketten, dozen en allerlei zakken. De ruimte wordt optimaal benut en de veiligheidsmaatregelen erg nauw genomen. In de boot vinden we, klimmend over de dozen, een plekje in de aircon ruimte. Met een aardige snelheid en goed weer varen we in vijf uur naar Tarakan. Met onze zware rugzak op stappen we, balancerend langs de rand van de boot, op de kade. De boot wordt belaagd door ‘bagagedragers’ om wat bij te verdienen. Ondertussen wordt chaotisch alle bagage afgeladen, terwijl andere passagiers nog uitstappen. We herkennen direct de ongeorganiseerde toestand en drukte, we zijn in Indonesie. ‘Selamat detang’ (welkom) groet een bord ons, zodra we de haven uitwandelen. De kretek sigarettenrook (geur van kruidnagel) komt je tegemoet en overal is nasi goreng (gebakken rijst) of soto ayam (kippensoep) te verkrijgen.

Ons doel is om verder zuidelijker af te reizen via Berau naar Bontang. Daar vlakbij is het ‘Kutai National Park’ gelegen waar ook wilde orang oetangs voorkomen.

De volgende ochtend nemen we een grote speedboot met twee enorme buitenboordmotoren. Er is plaats voor ongeveer 20 mensen en wij zitten achterin. De beide motoren werken op volle kracht en de boot vaart met de neus omhoog binnen een uur naar onze volgende bestemming. In het kleine plaatsje Tanjung Selor vinden we een busje die ons verder brengt naar Berau. Hier hanteert men het systeem dat we pas vertrekken als het busje vol is. Na een uur wachten vertrekken we en scheuren we over een goede weg, slalommend voorbij enkele scheuren en gaten in het wegdek. We rijden door de mooie ruwe jungle, met afwisselend grote bamboebomen en hoog uitstekende bomen met hangende lianen. In de verte zien we een grote vogel sierlijk neerstrijken op een boomtak. De weg slingert door de groene omgeving en over steile heuvels.

Van Berau naar Bontang staat wederom een busreis op de planning. Ook de lokale bus vertrekt pas als er genoeg passagiers zijn. Na drie uur wachten wordt de bus in beweging gebracht. Ondertussen komt een man met tien hanen, allemaal verpakt in een rieten tas, aanzetten. Elke haan krijgt een plekje ergens op de grond tussen de bankjes. Achterin de bus is de chauffeur druk bezig een motorfiets vast te binden, de achterbank is eruit gehaald. Op het dak worden andere attributen en koelboxen vol vis gebonden. We kunnen eindelijk vertrekken.

In the jungle, the mighty jungle

Nu hebben we tijdens onze reizen al heel wat keren de bus genomen. In Laos staat nog een (nacht)busreis over onverharde wegen dwars door de bergen, van twintig uur in onze geheugen. By far de meest zware rit die we hebben gehad, die zeker niet overtroffen kan worden, dachten we...

Paco zit scheef zitten met beide knieen richting het gangpad en Anja past er net naast. De bus is voorzien van grote ramen die niet open kunnen. We zitten de hele rit dieseldampen te happen en staren stoned voor ons uit. De oude bus raast over de slechte weg vol gaten en geulen. De weg houdt geregeld op en gaat over in een overharde zandweg. We rijden dwars door de bush en er is geen verlichting. Het zweet breekt ons uit in de ondertussen warme en benauwde bus. Onze medepassagiers hebben nergens last van en weten waarschijnlijk niet beter. Achter ons trekt de eigenaar van de hanen zijn shirt uit en zit met zijn enorme dikke buik pinda’s te pellen. We passeren onderweg opvallend veel olietrucks, wat bevestigt dat dit een ontzettend olierijk gebied is. Buiten is het ondertussen donker geworden en doet het regenwoud zijn naam eer aan. Met bakken begint het te regenen en verandert de onverharde wegdelen in een modderpoel. We zijn blij als de bus een stop maakt zodat we de benen kunnen strekken en ergens wat kunnen eten.

Na ruim dertien uur stoppen we midden in de nacht in the middle of nowhere. Tot overmaat van ramp zien we dat de bus is gestopt bij een klein bandenplakbedrijfje en hebben we een lekke band. De chauffeur kruipt onder de bus en krikt de as omhoog, dit terwijl er nog mensen in de bus zitten of tegelijk uitstappen. Doodmoe zit er niets anders op dan wachten totdat de band geplakt is.

Na uiteindelijk zestien slopende uren stappen we om vier uur ’s ochtends gebroken uit in Bontang. Nadampend van de diesel staan we op een klein verlicht marktje en vragen waar het centrum is. Er is geen hotel of verblijfplaats te bekennen en niemand spreekt Engels. Het meegebrachte Bahasa talengidsje biedt uitkomst. Bontang centrum blijkt nog drie kilometer verderop te liggen! We zwalken in het donker verder maar blijven wakker door blaffende honden die ons achterna zitten. Gelukkig staat aan de kant van de weg een vrachtwagen en weten we van de aardige chauffeur een lift te versieren. Hij zet ons af bij een hotel verderop en liggen dan uiteindelijk om vijf uur kapot in bed.

Kutai National Park

De benauwde warmte doet er aan herinneren dat we ons vlakbij de evenaar begeven. Daar waar geen seizoenen zijn, maar een droge en natte periode kent. Rond de evenaar wordt gemiddeld de meeste zonkracht gemeten.

In Bontang krijgen we in het ‘National Park Office’ een permit en gids voor het park. In het verderop gelegen plaatsje Sengata stappen we met onze gids in een klein bootje en laden onze ingekochte proviand in. We varen rivieropwaarts verder de jungle in. Tijdens de twee uur durende boottocht wordt het steeds grijzer en donkerder boven ons. Een tropische regenbui breekt open en we zitten drijfnat in het bootje. Inmiddels is het donker geworden en meren we aan bij een junglelodge. We eten een noedelsoepje en liggen op de grond onder een klamboe. Onder luid gekraak van vele krekels en andere geluiden vallen we in slaap.

Onze gids is er vanmorgen al vroeg op uit gegaan op zoek naar orang oetangs. Een paar uur later staan we met z’n drieen onder een grote hoge boom naar boven te loeren. Onze gids wijst en zegt dat er een nest is waar een orang oetang nu ligt te slapen. Later ontwaakt hij en kijkt chagerijnig wie ‘m uit zijn slaap wekt. Onze gids staat met een tak op de boom te tikken. Iets wat wij liever niet zien, maar hierdoor de aap mobiliseert. Langzaam kruipt hij uit zijn nest van dunne takken en klautert naar een andere boom. Wij kunnen ‘m duidelijk zien en volgen ‘m. Maar dat laat hij niet zomaar gebeuren en bekogelt ons met een paar flinke orang oetangdrollen. We duiken op tijd weg zodat de uitwerpselen vlak naast ons neer spatten. Nadat deze bijzondere primaat wegklautert maken we een trekking door de jungle in de hoop nog meer apen te spotten.

Helaas hebben we er geen meer gezien maar genieten van de groene omgeving. Later op de dag vertrekken we met het smalle bootje verder stroomafwaarts. De rivier stroomt dwars door het plaatsje Sengata en we zien de mensen die op en langs het water leven. Na het dorp te zijn gepasseerd gebaart onze gids ineens de stuurman vaart te minderen, in een grote boom aan de oever zien we tientallen neusapen zitten. Deze kleine apen hebben een enorme grote neus, wat erg komisch is om te zien. We varen stilletjes langs de rivierkant en zij kijken ons als kleine mensjes allemaal aan. Als we te dichtbij komen springen ze allemaal weg de struiken in. Deze neusaap, de Probiscus monkey, wordt door de lokale bevolking ‘the Dutch Monkey’ genoemd. Genaamd naar de Hollanders (met hun lange neuzen) die hier aan land kwamen. We voelen ons niet aangesproken...

Op de terugweg spot onze gids een nest hoog in een boom. We minderen vaart en kijken vanuit het bootje omhoog. We zien een grote orang oetang druk bezig een nest te maken. Nummer twee!

Vliegensvlug naar Bali

Na onze mooie ervaringen in het Kutai National Park vertrekken we met een minibusje via Samarinda naar de grote stad Balikpapan. Omdat we meer tijd op een plaats willen hebben, besluiten we Sulawesi achter ons te laten en naar Bali te vliegen. Op de airport in Balikpapan informeren we naar vluchten. Opeens staat er een mannetje met vliegtickets voor vanavond naar Surabaya (Oost-Java) voor onze neus. Aangezien er geen directe vlucht is naar Denpasar besluiten we naar Surabaya te vliegen en vanuit daar verder te kijken. De man gebaart ons op te schieten en we rennen naar de incheckbali. De vlucht vertrekt over vijftien minuten. We staan versteld dat we uberhaupt nog mee kunnen en lopen even later met een boarding pass richting de vertrekhal. Na de man betaald te hebben, beseffen we dat niet een keer naar ons paspoort is gevraagd! Dat kan ook alleen maar hier... Dezelfde avond landen we in Surabaya. We boeken bij aankomst een vlucht naar Bali voor de volgende morgen en verblijven in de kleinste hotelkamer die we ooit hebben gezien (drie bij drie meter) vlakbij het vliegveld.

Aangekomen in het toeristische Kuta-Legian gedeelte op Zuid-Bali, huren we een klein jeepje zodat we zelf Bali kunnen verkennen. We nemen een duik in het zwembad en maken een plan voor onze toertocht. We zijn op Bali!

Wala problema

Locatie: Cabadbaran (Mindanao), Philippines
Temperatuur: 30C
Luchtvochtigheid: 74%


We leren veel in de barrio Cabadbaran waar we op dit moment verblijven. Geduld, rustig aan doen en je vooral niet druk maken. Ons wandeltempo moeten we terugschroeven, op de markt lopen we de kleine, slenterende Filipino's omver. Wij Nederlanders willen zoveel mogelijk in een korte tijd regelen. Snel de noodzakelijke boodschappen doen zodat je het volgende punt op je to-do-list af kunt werken. Wachten totdat je aan de beurt bent voor een computer in het internetcafe? Geen probleem voor de Filipino's, ze nemen plaats alsof ze op de bus wachten en staren ontspannen voor zich uit. Wij Nederlanders daarentegen, lopen onrustig heen en weer en proberen iets ‘nuttigs' te bedenken om de ‘verloren' tijd te vullen.

Een stroomstoring en tegelijkertijd een Prom Night met 300 studenten wat in de soep loopt? Wala problema (geen probleem), ze wachten geduldig drie uur totdat er iemand actie onderneemt. De Americana en Americano (lees: wij) hebben inmiddels al drie rondjes om de kerk gewandeld en de ondergaande zon gefotografeerd (en vragen ons geirriteerd af waarom er nog geen generator is geregeld voor de noodzakelijke muziek). Bij terugkomst staat onze familie nog steeds op dezelfde plek. Dit is de Filipijnen, hinay lang, rustig aan.

De afgelopen week hebben we verplicht ons tempo moeten halveren. De zomer is twee maanden eerder gearriveerd. Zodra de eerste zonnestralen achter de bergen opkomen slaat de hitte toe. Het zweet gutst van je lichaam. De ventilator geeft de nodige verkoeling, zij het dagelijks een ‘brown out' (stroomuitval) wordt ingezet. Dit in verband met het fenomeen El Niño wat nu heerst. Hogere temperaturen dan normaal afkomstig van de Stille Oceaan, waarmee ook Australie kampt. Het gevolg van de extreme droogte is watertekort in de dammen, waardoor minder stroom kan worden opgewekt.

Zes uur lang geen electriciteit is voor ons ook wennen, de lokale bevolking heeft zich al volkomen aangepast. De winkels gebruiken na zonsondergang kaarsen, de grotere winkels hebben een loeiende generator. Overal is het pikkedonker, je ziet geen hand voor ogen. Geen stroom betekent: de weg kwijtraken op de brommer, een aardedonker huis en geen verkoelend windje van de ventilator. Voordeel van stroomuitval is voor ons: geen vals karaokegezang!

Wil je je een bekende Nederlander voelen? Kom naar een vergelijkbare barrio als deze en je wordt aangestaard alsof je zo vanaf de filmset komt wandelen. Alsof ze voor het eerst een (blonde) blanke zien. En het enige wat ze nog uit kunnen brengen is: 'Americana!'. Helemaal als je in hun lokale dialect (Bisaya) naar de weg vraagt, valt het compleet stil. Dit klopt in hun ogen niet.

Op de lokale markt leren we verse vis, groenten en fruit te selecteren. En dat is moeilijker dan je denkt. Kijkt de vis helder uit z'n bolle ogen, is het bloed nog rood genoeg, staan de schubben de juiste kant op, etcetera. Ook fruit en groenten hebben zo hun specifieke kenmerken, groen genoeg, zacht, of knapperig, noem maar op. Elk boontje wordt minutenlang bekeken en beoordeeld. ‘We have to select the best!', zegt onze tante streng. Geduld komt hier weer om de hoek kijken.

In tegenstelling tot in Nederland eten we hier dagelijks verse vis en heel af en toe vlees. Naast de bekende tropische vruchten, zoals mango en papaya, leren we ook nieuwe lokale vruchten kennen. Zoals guyabano; een grote groene vrucht met zoetzuur wit vruchtvlees en harde bruine pitten. Familie van de durianvrucht. Deze vrucht bevat een zeer sterke, penetrante geur, wat ‘m niet bij iedereen populair maakt. De mangosteen (zwart, paarse schil met zoetzuur vruchtvlees) en rambutan (stekelige, rode vrucht met zoete inhoud) zijn ook onze lokale favorieten.

De pitten van de gegeten vruchten drogen we in de zon en doen we in kleine potjes aarde. Binnen een paar dagen groeien er kleine fruitplantjes uit. Deze plantjes plant Paco later in Anticala en rondom het huis. Als we over enkele jaren weer terugkomen, kunnen we fruit eten van onze eigen bomen!

Nederlandse gerechten

Onze Nederlandse gerechten vallen bij de Filipijnse familie niet altijd in de smaak. Zodra we de tomatensoep serveren valt het stil aan tafel, ‘soep van tomaten?' Nadat de dagelijkse portie vis is opgesmikkeld blijft de soep over. Zullen ze het opeten, vragen wij ons af. Uiteindelijk vinden ze een manier: mix het gewoon met rijst... De ‘wentelteefjes' vallen (na even oefenen) wel in de smaak, ons geheim: veel suiker en kaneel. We besluiten het maar bij de Filipijnse keuken te laten.

Geregeld reizen we af naar het drukke stadje Butuan om familie te bezoeken of om bijvoorbeeld bruin brood te halen (ja, dat is er!). We reizen dan per minibus, die tot elke centimeter wordt gevuld met passagiers. Wij zijn genoodzaakt onze benen op te vouwen en plakken onszelf tegen het raam. Gelukkig wordt de rit begeleidt door ‘love songs' die uit volle borst worden meegezongen. Wij staren uit het raam en genieten van het groene uitzicht. Eenmaal in Butuan (in de ochtend) passeren we een overvolle Dunkin' Donuts. Een van de vele ketens naast de bekende gele M en gefrituurde kip van de KFC. Een erfenis van de Amerikanen, waar dankbaar en veelvuldig van gebruikt wordt gemaakt door de Filipino's. Wat logischerwijs ook weer bijdraagt aan de toename van het overgewicht in dit land. In de stad worden we ook geconfronteerd met de armoede die er nog veelal aanwezig is. In schril contrast verlaten de ‘rijkeren' de airconditioning van de donutzaak, terwijl buiten een jong, bevuild meisje hen benadert en haar hand ophoudt...

We spreken af met een sportieve achterneef die een eigen kapperszaakje heeft. Hij heeft al zijn sportmateriaal uitgestald in zijn parlor shop; mountainbikes, een racefiets, hardloopschoenen en basketbal-attributen prijken naast de vele klanten. We zijn onder de indruk dat hij in het bezit is van een dure Giant mountainbike, compleet afgemonteerd met de hoogste Shimanogroep. Erg enthousiast spreken we af om de volgende ochtend een tocht in de bergen te gaan biken. De volgende ochtend vroeg springen we op geleende mountainbikes en fietsen met een groepje de stad uit. We fietsen richting de onverharde wegen en heuvels. Helaas eindigt het tochtje eerder dan gepland, Anja stuitert van de fiets tijdens een afdaling. Resultaat: een open elleboog en schrammen. We verlaten het ziekenhuis met twee hechtingen in Anja's arm. Rustig aan doen is het advies van de arts. Na een week is de wond al mooi geheeld en worden de hechtingen verwijderd.

Groen Anticala

Op een regenachtige zondag gaan we met z'n allen, richting Anticala. Hier is de moeder van Paco opgegroeid, een klein dorpje in de bergen. Met verse tonijn van de markt, als regalo (cadeau), vertrekken we per tricycle over de onverharde weg richting de bergen. We bezoeken ooms en tantes en lopen naar de kleine, idyllische kapel waar Paco's ouders ruim dertig jaar geleden in het huwelijksbootje stapten. Het witte kerkje ligt er vredig bij tussen de palmbomen. Met de actieve tantes maken we een wandeling richting de rivier. Naast kinderen baden er ook drie carabau's (waterbuffels die zich op het platteland dienstig maken bij het omploegen van het land) in het koele rivierwater.

Er passeren motorfietsen met houten balken dwars gespannen, als een soort beidezijdse zijspan, waardoor er meer ruimte is gecreeerd voor bagage en personen. We zien wel zes mensen op een motorfiets! Een persoon op de motortank voor de chauffeur, dankzij een verlengde zitplaats kunnen daarachter nog drie passagiers plaatsnemen. Met daarbij de nodige bagage op de zijbalken, zoals een zak rijst of een kleine big. Dit transport wordt habal habal genoemd. Wat een rijkunst om een motofiets met zoveel gewicht en passagiers over onverharde wegen te besturen!

We wandelen tussen de vele groene kokospalmen en bananenbomen. Op veilige afstand bekijken we hoe iemand in een van de hoge palmen klautert en met zijn bolo (kapmes) kokosnoten kapt. De zware kokosnoten vallen met een harde dreun op de grond. Stel je voor als dat op je hoofd terecht komt! Iets wat zelden gebeurt, maar wel voorkomt. Uit de jonge, groene kokosnoten wordt het kokossap, buko juice, opgevangen. Een frisse dorstlesser wat in combinatie met stukjes jonge kokosvlees wordt gedronken. Na een smakelijke lunch met native chicken en veel buko maken we ons op voor de terugreis. Met een tas vol verse aubergines en guavas proppen we ons in de tricycle, volgeladen met kokosnoten en een dikke tros bananen. Hobbelend over het onverharde bergpad rijden we weer via de ‘grote weg' naar onze barrio.

Danilo

Danilo, een vijfjarige jongen met het Syndroom van Down, kan (nog) niet lopen. Maar hij wil zo graag, probeert met al zijn krachten op te staan. Danilo is sterk, het lukt hem (ondanks zijn verkoudheid) in vijf minuten drie keer te staan. Danilo lacht graag, zodra hij door heeft dat we over hem praten wordt hij nog enthousiaster. We krijgen een ‘amin' (een gebaar uit respect naar ouderen; het kind houdt jouw handpalm tegen zijn voorhoofd) en een vrolijke blik. Danilo woont met z'n ouders, broer en vijf zussen in een buitenwijk van Butuan. We nemen op een vervallen veranda plaats en kijken het houten huis in met slechts een kamer. Danilo valt in de Filipijnen onder ‘special kids', een kind met een (verstandelijke) beperking. Voor deze special kids is onderwijs mogelijk maar alleen als de familie het zich kan veroorloven. In Danilo's geval is dit niet mogelijk, het geld gaat eerst naar zijn broer en zussen. Samen met therapeuten van het Care Center in Butuan (genoemd in ons vorige verslag) bezoeken we dit gezin. Een kennismaking waarbij we bekijken of we hun zoontje kunnen sponsoren. Het voelt meteen goed, Danilo heeft hulp nodig, hij wil opstaan en praten! Danilo gaat nu voortaan drie ochtenden per week naar het Care Center. Door middel van speelse oefeningen worden zijn nek- en rugspieren versterkt zodat hij straks kan leren lopen. Tegelijkertijd leren ze hem woordjes om uiteindelijk te praten.

Zoeven over de boomtoppen

Een weekend tussendoor bezoeken we weer de grote stad Cagayan de Oro. Met Paco's nichtjes en neef plannen we om naar Bukidnon te gaan. Een bergachtige streek die bekend is om de vele ananasvelden van de Del Monte fabriek. Daar is ook de longest dual zipline in Asia, wordt ons enthousiast medegedeeld. Hangend aan een kabelbaan scheer je boven de boomtoppen uit. Iets waar wij niet heel erg warm voor draaien, maar toch besluiten we een poging te wagen. Het is tenslotte de langste van Azie, gebruiken we als smoes. Met een mooi uitzicht op de bergen arriveren we bij de grote compound van Del Monte. Even later rijden we dwars door enorme ananasplantages. De grote uitgestrekte velden zijn bezaaid met jonge ananassen. Hierna arriveren we bij het ‘Zipline park', het lijkt even of we ons in Zuid-Frankrijk of Oostenrijk bevinden. Dit wordt versterkt door de aangeplante naaldbomen en Europees uitziende huizen die er zijn gebouwd. Hoewel het geheel volledig is aangelegd en beplant, genieten we van het mooie uitzicht.

We horen verderop een zoemend geluid en zien twee mensen, horizontaal liggend in een speciaal pak, aan de lange kabelbaan voorbij zoeven. Als we allemaal onze uitrusting hebben aangemeten worden we per jeep naar de top van de heuvel gebracht waar de kabelbaan begint. We worden verrast door een cameraploeg van een lokale televisiezender. De manager van het park spreekt ons aan en vraagt of ze ons kunnen interviewen. Terwijl de camera loopt vraagt de presentatrice ons inspiratieloos: ‘Is this your first visit here at the Zipline?' en ‘How is your experience so far?'. Waarop wij heerlijk nep en Amerikaans antwoorden: ‘It's fantastic! And what an ashtonishing view.' Het interview wordt afgesloten met de pakkende slotvraag: ‘Will you visit us again in the future?', waarop wij antwoorden: ‘Yes, of course. This is the longest dual Zipline in Asia!', waarbij de regisseur bevredigend onze antwoorden aanhoort.

Hangend als twee zakken aardappels wachten we op het startsignaal wat via de walkie talkie beneden wordt afgegeven. ‘One, two, go! Have fun!', wordt ons toegegild als we vanaf de klimtoren de kabelbaan afvliegen. Door de twee gespannen kabels, hangen we gezellig samen naast elkaar en vliegen tegelijk naar beneden. We kijken uit over bergen en zien onder ons de boomtoppen voorbij zoeven. Een korte maar toch wel leuke, eenmalige ervaring. ‘They will not see us again in the future', denken we als we wegrijden van het kabelbaanpark.

Tijd van gaan

Ons verblijf van de afgelopen vier maanden hier is omgevlogen. We nemen afscheid van familie en vrienden. Wat hebben we een mooie tijd gehad op de Filipijnen. Erg jammer dat we vertrekken, maar ook leuk om weer verder te reizen naar nieuwe landen. We vliegen naar Kota Kinabalu, gelegen op het Maleisisch deel (Sabah) van Borneo. Vanuit daar zakken we af naar het Indonesische deel (Kalimantan) en zetten via Sulawesi koers naar Bali.

Op weg naar ongerepte jungle, meer onmetelijke stranden en een heerlijke keuken!

Slapen onder de sterren...

In verband meteen stroomuitval,ging er dit keer even wat mis

Wink

Zit je dan in het donker, met je usb-stickje. Maarhier alsnogournext story..


Locatie: Cabadbaran (Mindanao), Philippines
Temperatuur: 30C
Luchtvochtigheid: 82%


We treffen het vandaag met het weer: een strakke zee en geen zuchtje wind. Na een langer verblijf in Coron, in verband met een te ruige zee, vertrekken we uiteindelijk per bangka (lokale boot) naar El Nido. Een ander kustplaatsje op het langgerekte eiland Palawan. We genieten van de mooie omgeving en passeren tientallen rotsige eilandjes met witte stranden en wuivende palmbomen. Na 6,5 uur varen we de kleine haven van El Nido binnen. Een levendig plaatsje, duidelijk een toeristische trekpleister. Alle beach cottages zijn volgeboekt. We sjouwen uren met onze backpack door het mulle strandzand. Pas 's avonds laat vinden we een onderkomen. Helaas verder van het strand gelegen en midden in het bruisende centrum (een mix van hanengekraai, krijsende kinderen en gillende varkens).

We besluiten de volgende dag op zoek te gaan naar een hutje aan het strand in een rustigere omgeving. Een baai verderop blijkt alles te hebben wat we zochten; eenvoudige houten hutten aan zee, uitkijk op de lime stone rotsen en een relaxtere sfeer. Via de eigenaar, die zich tevens als tour guide en kapitein beschikbaar stelt, regelen we voor de volgende dag een boottocht door de Bacuit Archipel (zoals deze eilandengroep wordt genoemd). Ook vragen we of kamperen op een van de eilandjes mogelijk is. De ‘allround eigenaar' vertelt ons dat dat zeker kan en we bespreken wat we nodig hebben voor ons kampeeravontuur. Paco is druk met de voorbereidingen; een kajak als vervoersmiddel, een stuk zeil voor ons onderkomen en de nodige beschutting en proviand (of gaan we zelf een visje vangen?).

Turtoise, turtoise!

Samen met twee Franse stellen springen we de volgende ochtend op de bangka en varen uit. Dit wordt een dag ‘eilandhoppen', de attractie vanuit El Nido. Het archipel bestaat uit honderden krijtrotseilanden met verlaten strandjes. Een ware concurrent van Halong Bay in Vietnam, maar nu ruim 15 graden warmer, een stuk rustiger en idyllischer (same same, but different). We deinen over de fel blauwe golven, waarbij het water in het volle zonlicht nog helderder is. De tocht voert ons langs eilandjes die rechtstreeks voor een tropische filmset gebruikt kunnen worden; spierwitte stranden en helderblauw water. Om het groepsgevoel te versterken gooien we wat Franse termen op bakboord. Dit om in te spelen op onze - continu in het Frans sprekende - metgezellen. Dit blijkt aan te slaan, aangezien ook deze Fransen zeer gebrekkig Engels spreken. De eerste stop is ‘Secret Beach', een strandje omgeven door rotspartijen, wat je alleen zwemmend kunt bereiken. Bij Tapiutan eiland gaan we snorkelen, we spotten (na waarschuwing: ‘Turtoise, turtoise!') een schildpad die sierlijk door de zee zwemt. Een van onze Franse compagnons roept enthousiast: ‘Le premiere fois, mon premiere fois, excellent!'. Op het strand wordt in de tussentijd door de kapitein en knecht verse vis gegrild voor onzelunch.

Kamperen op het strand

Na deze mooie dag worden we gedropt op een verlaten wit strand. Samen met water en proviand, stuk zeil, onze tas en kajak staan we op het strand. Uitgelaten worden we uitgezwaaid door de anderen en zien de bangka langzaam wegvaren. Daar staan we dan, met z'n tweeen op een verlaten strand, voor nu even ‘ons strandje'. Paco gaat snel aan de slag met het bouwen van een onderkomen voordat het donker wordt. Anja sprokkelt hout voor het kampvuur. Nadat op het strand het zeil over een laaghangende boom is gespannen en daaronder de klamboe hangt, nemen we plaats bij het kampvuur. Even later horen we de bangka aanpruttelen en de kapitein brengt ons het diner: vis, rijst en salade. Voldaan van ons eten en de mooie dag drinken we lokale rum en cola onder de ontelbare heldere sterren. Voor Paco het moment om Anja op deze mooie plek ten huwelijk te vragen. Na enkele mooie woorden en gestuntel met het zoeken naar de ring in de zak van Paco's zwembroek, beantwoordt Anja het aanzoek met: JA!

Onder het zand (de tentconstructie was helaas niet sterk genoeg voor de harde wind) ontwaken we door het opkomende zonnetje. We ontbijten op het strand en peddelen in de omgeving rond met de kajak. Hierna breken we ‘ons kamp' op en laden onze spulen op de kajak. Met een overvolle kajak nemen we afscheid van deze mooie plek en vechten we tegen de golven en tegenwind. Het is een flinke struggle om naar de baai te kajakken van ons verblijf. Na anderhalf uur komen we kapot aan bij Hadefe's Cottages. Na wat slaap te hebben ingehaald, bezoeken we Miniloc Island en verkennen per kajak Big en Small Lagoon. Vlak voor zonsondergang varen we terug.

Bye Palawan

Vroeg in de ochtend pakken we onze spullen en nemen de bus naar Puerto Princesa, de grote stad op Palawan. Vanuit daar vliegen we via Cebu naar Cagayan de Oro op Mindanao. De lokale bus rijdt voornamelijk over onverharde, droge wegen. Dit maakt het tot een stoffige busrit, waarbij alle passagiers aan het stofhappen zijn. Voor ons niet de eerste keer. We hebben onderweg een mooi uitzicht over frisgroene rijstvelden. We ontmoeten weer een Frans koppel die bevoorrecht zijn met jaarlijks drie maanden te kunnen reizen. Na zeven uur rijden zoeken we in Puerto Princesa een accommodatie. Ook het tweede guest house blijkt fully booked te zijn. Pal achter ons is een ander stel (wederom Frans?) die dezelfde teleurstelling heeft te verwerken. Zij pakken vlug, net zoals wij, de reisgids en kiezen een mogelijk volgende overnachtingsplaats. Als een soort ‘Peking Express race' blijven we hen voor en vinden elders een kamer. Even later komen we in de gang van ons verblijf hetzelfde stel tegen.

Vandaag landen we in Cebu, na Manila de tweede grootste stad op de Filipijnen. We blijven de resterende uren op de luchthaven in afwachting op onze vlucht naar Cagayan de Oro. Helaas heeft deze twee uur vertraging. Zodra we opstijgen beseffen we dat hier ons Palawan-avontuur eindigt. Wat hebben we veel moois gezien en gedaan!

Touch 'n Heal

In Cagayan de Oro verblijven we enkele dagen bij familie die ons wederom gastvrij onthaalt. Iedereen is blij en enthousiast over onze engagement! Uiteraard moet in detail worden verteld hoe het allemaal is verlopen. We vermaken ons in het wedstrijdbad en de ateletiekbaan van het Sports Center in de stad. Groot voordeel van zo'n grote stad zijn de aanwezige voorzieningen, waar we dankbaar gebruik van maken. In het warme klimaat sporten we, zoals men hier, in de vroege ochtend (5 uur) of in de namiddag (na 17 uur). In deze stad bezoeken we samen met een nichtje van Paco, zelf lerares, een kleine ‘special school'. Hier wordt onderwijs gegeven aan o.a. kinderen met het syndroom van Down. De voorzieningen zijn minimaal en er is een tekort aan onderwijsmateriaal. Anja spreekt er met twee leraressen en bekijkt of we eventueel de school kunnen sponsoren.

Voor onze verloving krijgen we van April, nichtje van Paco, een Touch 'n Heal Massage cadeau. We zijn erg benieuwd wat deze massage inhoudt. Na een voetenbad gaan op een van de massagebedden liggen. Hardhandig worden onze spieren losgekneed met de nodige massageolie. Als we op onze buik liggen worden er hete keien tevoorschijn gehaald en over je huid gewreven. Daarna worden dezelfde warme keien verspreid over je rug gelegd, waarbij vervolgens de billenpartij en onderbenen worden aangepakt.

Na een uur is de sessie voorbij en als een kaalgeplukte kip en nadruipend van de olie, sippen we van een kopje thee. Ja, we zijn zeker touched and healed!

Met oom en tante verlaten we Cagayan de Oro en rijden richting Butuan. We rijden een mooie route langs de kust en lunchen onderweg verse vis bij een lokaal restaurantje pal aan zee. Verderop stoppen we bij een resort waar we een duik nemen. s'Avonds arriveren we voldaan in Butuan. Hier slapen we bij andere familieleden (ja, Filipijnse families zijn groot!). Ook hier moet ‘the proposal' weer uitvoerig in geuren en kleuren worden naverteld. We brengen Raymund, neefje van Paco, naar school en stoppen bij de kleine kantine waar Paco's tante werkt. Deze Sacred Heart School is opgezet en wordt gerund door lokale nonnen. Ook de zusters, die we ondertussen al vaker hebben ontmoet, willen ons verhaal op het strand van Palawan wederom horen. Paco vertrekt met zijn oom naar Anticala, een klein bergdorpje voor wederom familiebezoek. Anja blijft vertellend bij de zusters achter, ze gieren van het lachen, vinden het allemaal prachtig.

Cabadbaran

Samen met tante vertrekken we met een busje naar het vliegveld van Butuan. Vandaag komt Paco's vader aan. Hij zal de komende week met ons in Cabadbaran verblijven. Cabadbaran is een klein plaatsje en ligt ongeveer een 40 minuten rijden vanaf Butuan. Toen Paco's vader als vrijwilliger in 1977 werd uitgezonden naar de Filipijnen, woonde hij in deze buurt. Nadat de liefde zich definitief had verbonden met dit land en Paco's ouders hier trouwden, hebben ze in dit dorpje een huisje gebouwd. Wat er vanaf vandaag de dag nog steeds staat en bewoond wordt door familie. Om de paar jaar gaat de familie van de Ven hier naar toe tijdens hun vakantie. Paco, zijn broer en zus zijn hier van jongs af aan geweest. Het mooie van deze reis is dat er de mogelijkheid is om nog meer van de Filipijnen te zien. En doordat we hier langer blijven kunnen we zo ook nog beter de cultuur leren kennen en het lokale leven ervaren.

Aankomen in Cabadbaran genieten we van de rust en eenvoud in tegenstelling tot de drukte en lawaai in de stad. De lokale markt voorziet ons van de nodige verse vis, fruit en groenten. We lopen hard op de oval (onverharde hardloopronde), bij ‘het sportcomplex' van the Trade School of door de barrio (dorp) omgeven metrijstvelden. Lokale boeren bewerken blootsvoetend het land met behulp van een carabao (waterbuffel). We komen tot rust en leven hier eenvoudig; geen warm water, airconditioning of tv.

Dat het huis hier nog steeds staat is voornamelijk te danken aan het veevuldige onderhoud ervan. Wat een houten huis in de tropen nou eenmaal vraagt. Paco en zijn vader gaan aan de slag met allerlei klusjes in en rondom het huis. Van het vervangen van lampen tot schilder- en timmerwerk. Paco helpt de lokale timmerman met het vervangen van de rotte houten vloerdelen.

Slice of Singko

Anja is via via in aanraking gekomen met een Child Therapy Care Center in Butuan voor kinderen met een beperking. Een van de weinige instellingen gericht op deze kinderen op het eiland Mindanao. We bezoeken het Care Center en kijken mee met een therapiesessie en het basisonderwijs dat er gegeven wordt. Ookspreken wemet lokale therapeuten en het management. We vinden dat er goed werk wordt verricht. Helaas is dit speciaal onderwijs alleen weggelegd voor de rijkere families. Er blijkt een wachtlijst te zijn met kinderen waarvan de familie zich geen onderwijs kan veroorloven. Binnenkort hopen we hier een overzicht van te krijgen zodat we een of meerdere families kunnen sponsoren.

Daarnaast is er samen met Anja en de zusters van de Sacred Heart School het idee ontstaan om voorlichting te geven op het gebied van gezonde voeding en beweging. Iets wat gezien het lokaal hoge snackgehalte, frisdrankconsumptieen het daardoor toenemend overgewicht zeer urgent is. Anja verzorgt een les over voeding en maakt een Engels/Bisayan versie van de Schijf van Vijf: ‘The Slice of Singko'. Ze laat de kinderen sportactiviteiten uitvoeren om zo meer beweging/sport te stimuleren. Ook vraagt ze de kinderen de volgende dag fruit mee te laten nemen van huis in plaats van cake of crackers.

Bovendien geeft ze voorlichting aan de moeders die de hele dag op school hangen, wachtend tot hun kroost naar huis mag. Zij vullen de tijd met eten, snacken en manicure voor keurig gelakte nagels. Door fruit en groenten mee te nemen hoopt ze dat de ouders - spelenderwijs - zich meer bewust worden van gezonde voeding. De ene ouder gilt dwars door de les heen en geniet van de aandacht, terwijl de ander driftig aantekeningen maakt. Als de les bijna voorbij is worden de ouders ongeduldig, omdat het snacktijd is. Een van de kinderen is jarig en de moeder haalt een grote chocoladecake en flessen cola tevoorschijn, waar gulzig van wordt gegeten. Er is nog een lange weg te gaan wat gezonde voeding betreft...

We vieren Valentijn met familie in Duka Bay, twee uur rijden vanaf Butuan. Een mooie baai en onderwaterwereld met veel koraal en kleurrijke vissen. Dit keer bewonderen we de zeedieren boven water in een bangka. Er zijn veel Filipijnse families aan het strand, met karaoke en eten is het feest compleet.

Eind maart is ons visum verlopen en vertrekken we richting Indonesie en Maleisie. Onze volgende update zal weer een ‘Filipijnse' zijn!

"Are you PhilAm?"

Locatie: Coron (Palawan), Filipijnen
Temperatuur: 31C
Luchtvochtigheid: 73%



Dit verslag schrijven we op Busuanga island, Palawan. We kijken vanaf het dakterras van ons ‘dive guest house' uit op Coron Bay (grenzend aan de Suluzee). Er zijn vervelendere plekken te bedenken om te schrijven...

De feestdagen hebben hebben wij bij familie doorgebracht. Een bijzondere Kerst met karaoke en kerkbezoek. Een typisch Filipijnse traditie is om negen dagen voor Kerst, elke ochtend (4:00 uur!), naar de kerk te gaan. De volhouders worden beloond met de mogelijkheid om een wens te doen. Wij slepen ons ook een keer vroeg uit bed om zo'n ochtenddienst mee te maken. Om 3:00 uur gaat de wekker en lopen we verdoofd naar de tricyclerijder. De straten zijn al levendig: het lijkt wel alsof iedereen dezelfde bestemming heeft. In de kathedraal weten we niet wat we zien: het is overvol! We moeten een half uur van tevoren aanwezig zijn anders zijn er geen zitplaatsen meer. Jong en oud, waarvan de helft slapend in de banken zit, is aanwezig.

Al ruim voor de feestdagen worden we eraan herinnerd dat Kerst eraan komt. Carol-zingende kinderen (voor een peso), (nep)kerstbomen en niet te vergeten de Kerst-love-songs. Het feest start in Butuan extra vroeg aangezien Paco's oom de dag voor Kerst jarig is. Tijdens de voorbereidingen in de keuken vragen we hoeveel mensen ze verwachten en hoe laat. Een hele vreemde vraag voor Filipino's, iedereen loopt binnen wanneer ze zin hebben en een tijd geven ze al helemaal niet door. Tot onze schrik horen we de volgende ochtend al om 5:30 uur een birthday song bij onze slaapkamerraam. 'Happy birthday to youuu', wordt in koor gezongen. De bevriende nonnen van het nabijgelegen klooster komen de jarige feliciteren. Minstens twintig zusters vullen de kleine woonkamer. We rollen uit bed en nemen slaperig plaats tussen de gezellig kwekkende zusters. Als het geroosterde varken arriveert is het feest compleet. Iedereen eet smakkend van het ontbijt. Wij besluiten het varkentje links te laten liggen en knabbelen op verse ananas. Zodra de mogelijkheid zich voordoet glippen we terug naar onze slaapkamer.

Die avond gaan we met z'n allen naar de nachtmis. Wederom lijkt het alsof de complete stad is uitgelopen voor de kerkdienst, er staan zelfs mensen buiten. De kathedraal is helemaal open, de vogels vliegen voorbij en de ventilators brengen de nodige verkoeling. De bisschop gaat de mis voor, er worden veel rituelen uitgevoerd. Helaas is de mis in het Bisaya waardoor we niet alles begrijpen. Eenmaal thuis duiken we - na een kop warme chocolademelk - ons bed in.

Op eerste Kerstdag ontwaken we door een galm van karaoke-zingende-Filipino's. Dit hoort bij de feestdagen. De familie mag eindelijk uitslapen. Bij het kerstontbijt worden de kadootjes die onder de kunstboom liggen uitgepakt. Ze vinden het prachtig. Het zonnetje komt na een regenachtige week weer door de wolken kijken. We gaan naar het zwembad met de neefjes. Toch een vreemde gewaarwording om met Kerst in een zwembad te liggen. De dag wordt afgesloten met een barbeque inclusief verse garnalen en niet te vergeten karaoke (arme buren...).

Tweede Kerstdag is iets typisch Westers, dit kennen ze niet in de Filipijnen. Toch maken wij er een feest van door de hele familie uit te nodigen in het huis in Cabadbaran (een klein plaatsje op een half uur busrijden vanaf Butuan). Wij zorgen voor de gezonde ingredienten (fruit en salade) en bestellen een lechon (het geroosterde varken die nooit mag ontbreken). De karaoke-installatie wordt geinstalleerd en de gasten mogen komen. Het is een geslaagd feest; er wordt gulzig gegeten en gezongen.

Cagayan de Oro, Oud en Nieuw

Een week voor het nieuwjaarsfeest reizen we af naar Cagayan de Oro (CDO), een kustplaats ten noorden van Mindanao. We nemen afscheid van de familie in Butuan (met name Michelle aangezien zij na de feestdagen weer naar Nederland vliegt) en springen de bus in. Na vijf uur hobbelen komen we aan in de grote universiteitsstad Cagayan de Oro (‘oro' verwijst naar het gevonden goud in de rivier, lang geleden ontdekt door de Spanjaarden). Naast een bruisende studentenstad huisvest CDO Del Monte ananasplantages en Coco-Cola en Pepsi fabrieken (die hier overuren draaien). De rijkdom van de stad valt meteen op: grote shopping malls en ontelbaar veel fast-foodketens (zijn we in Amerika?).

Bij aankomst worden we opgehaald door de nichtjes April Love, DonDon , Christine en neef JunJun. Bijzondere namen zoals je kunt lezen. De Filipino's zijn gek op ‘nicknames'. Vrolijke bijnamen als Bing, Bong, Honey en Melody kom je vaak tegen. Dit is een opvallend onderdeel van de Filipijnse cultuur: ze hebben een enthousiaste levenshouding en leven het leven ook echt. Een ‘whatever happens... ‘so be it' houding (in het Filipijns bahala na). Dit zie je al aan het nationale symbool, de jeepney: overladen met alle kleuren van de regenboog, volgestampt met religieuze spreuken waar je vanzelf vrolijk van wordt.Wij krijgen ook meteen een bijnaam toebedeeld: Mitch, Pax en Ants. We springen uit de bus bij de Mc Donalds, een niet te missen herkenningspunt. Omdat Christine vandaag jarig is rijden we eerst langs een pizzatent voor de ‘biggest pizza in town': een bij een meter. Na het diner zetten we het verjaardagsfeest voort in een bar met live band.

De dagen voor het nieuwjaarsfeest brengen we sportend door: zwemmen bij een van de resorts en hardlopen op een atletiekbaan (een verademing!). In de shopping malls - waar verdwalen geen kunst is -- slaan we kadootjes voor de familie in als dank voor de gastvrijheid. Elke avond eten we heerlijke verse vis met salade of speciaal voor ons gekookte broccoli. Wij koken ook voor de familie, Indonesisch a la Paco, ze smullen maar geven het koken liever niet uit handen. De Filipino's zijn gastvrij en zorgzaam.

Nieuwjaarsavond start met een bezoek aan de universiteitskerk. Een mooie, goed onderhouden kerk. De mis wordt in het Engels gehouden aangezien er veel internationale studenten aanwezig zijn. Overal klinkt al vuurwerk, alsof het nieuwe jaar al is aangebroken. In de Filipijnen wachten ze niet keurig tot middernacht maar steken al na de mis de voorraad vuurwerk de lucht in. Wij vertellen de familie om tot 00:00 uur te wachten met een tikkende klok erbij. Ze vinden het vreemd maar passen zich snel aan. Dan maar karaokezingen. Om 00:00 uur proosten we met rode wijn op het nieuwe jaar. De mannen rennen naar buiten om het siervuurwerk af te steken.

De eerste nacht van 2010 is kort: om vijf uur ‘s ochtends gaat de wekker al voor een dagje raften. CDO is een van de topbestemmingen voor wildwaterraften. We rijden een uur per jeepney de natuur in. Onderweg tellen we af voor het Nederlandse nieuwjaar. Om zeven uur precies wensen we elkaar een happy Dutch new year. Eenmaal bij de raftlocatie wordt Paco belaagd door muggen en andere stekende beesten. Hij smeert zich tevergeefs in met anti-jeukcreme (van DEET trekken ze zich niets aan). Als Paco z'n ‘vliegende vrienden' onder controle heeft stappen we met z'n achten, gewapend met peddel, helm en reddingsvest, een kanariegele boot in. Onze gids heeft niet veel slaap kunnen pakken vannacht, hij is erg chagerijnig en schreeuwt ons, als een legercommandant, de aanwijzingen toe. 'Up stream, right, STRONGER, you don't paddle hard enough, LEFT, stop NOW, LISTEN!' We twijfelen hem overboord te gooien maar houden ons in. De rivier stroomt hard en er zitten spectaculaire versnellingen tussen. Na drie uur peddelen door de woeste rivier zijn we alweer bij de eindbestemming.

Die avond zwelt Paco's voet op, 'het lijkt wel een ‘lechon-voet'', gillen de nichtjes. Om geen risico's te nemen rijden we naar het ziekenhuis voor een check. Waarschijnlijk is dit het gevolg van een geinfecteerde muggenbult. Terwijl Paco een injectie tegen de jeuk krijgt nemen de dames een massage. Michelle komt met een pijnlijke rug terug, ze hebben iets te fanatiek haar rug gekneed. Anja is zo relaxt dat ze zonder bril naar buiten loopt. Gelukkig vinden we ‘em - op de tast - in het duister nog terug.

Bye bye Mies

Vandaag vliegen we naar Manila om Michelle uit te zwaaien voor haar terugreis naar Nederland. We houden de ‘Filipino-time' aan en arriveren een half uur voor vertrek op de luchthaven. Met een chocolade- en bananencake in onze handen nemen we afscheid van de familie.

De drukke stad Manila is weer even wennen: vooral de smog in de stad voel je meteen. We hebben gelukkig een leuk hotelletje gevonden in een rustige straat. We doen de nodige inkopen in de shopping mall. 's Avonds helpen we Michelle met inpakken, Paco's gewicht komt van pas om de koffer helemaal dicht te krijgen. De volgende ochtend zwaaien we Michelle uit. Ze pakt nog zoveel mogelijk zonnestralen voordat ze het vliegtuig in stapt naar het witbesneeuwde Nederland.

Wij blijven nog een extra nacht in Manila om plannen te maken voor de komende weken. Die middag besluiten we een kijkje te nemen in het Rizal park (met beelden van Filipijnse nationale helden) en de aangrenzende haven. Vlakbij het park worden we aangesproken door een oude man met paard en Spaans aandoende rijtuig. Hij roept dat we voor ‘250' een ritje kunnen maken. Als zuinige Nederlanders mopperen dat we dit te duur vinden en lopen door. De kalende man gilt vervolgens dat we voor 20 per persoon mee mogen. Dat is een mooie prijs! We springen in de ‘koets' en worden belaagd met vragen. 'Ben je PhilAm (Filipijns-Amerikaans), waar verblijven jullie, waar is je camera?'. Nadat we hebben uitgelegd dat Nederland niet in Amerika ligt vraagt de koetsier -bijna hopeloos- 'komt je vrouw dan uit Amerika?'. Inmiddels rijden we nog steeds niet de afgesproken route door het Rizal park. We slaan onverwachts een kruising verderop in. We vermoeden dat er iets niet klopt. Als de ‘eigenaar-zonder-tanden' instapt wordt het ons te vreemd en stappen we uit. Een groepje zwerfers houdt ons nauwlettend in de gaten. We betalen de 40 peso en lopen weg. Nu komt het addertje tevoorschijn: de vijfminutendurende rit kost 40 dollar ipv peso. Na een fikse woordenwisseling tussen de mannen, Anja gaat op een veilige aftand staan, maken we ons uit de voeten. Om te voorkomen dat er meer toeristen door deze oplichters worden belaagd melden we het voorval bij de politie. Bij de politiepost leggen we alles nogmaals uit. Ze nemen het dure koetsritje serieus maar zijn meer geinteresseerd in Paco's Filipijnse uiterlijk en kennis van Bisaya. 'Waar zou hij vandaan komen vragen ze zich af, is hij PhilAm?' Uiteindelijk rijden we met een soort ‘boevenwagen' en twee Bisaya-sprekende politieagenten naar de locatie. De koetsier en de eigenaar zijn er al vandoor: volgens omstanders schuilen ze ergens. Met toch wel de schrik in onze benen laten we ons afzetten in het Rizal park. Zo'n koetsritje is ook niets voor ons...

Hiken in de bergen

De volgende bestemming staat op ons te wachten: de bergen en rijstterassen van Noord-Luzon. De taxichauffeur, die ons op de busterminal afzet, laat ons al weten dat ‘daar in het noorden' de airco altijd aan staat. 'It's great there!' De Filipino's zijn gek op frisse temperaturen (met als gevolg dat de airco overal vol open staat). Onze eerste tussenstop is het drukke plaatsje Baguio waar we een koude nacht beleven. De dag hiernazigzaggen we verder door de bergen richting het levendige marktplaatsje Bontoc. Hier zijn de ouders van Paco ruim dertig jaar geleden ook geweest. We checken in bij hetzelfde hotel wat er hoogstwaarschijnlijk toentertijd beter bij lag. Als er iemand door het houten huis loopt lijkt het alsof er een aardbeving gaande is. We horen van de eigenaar dat het hotel een halve eeuw bestaat en al drie generaties meegaat. Hopelijk haalt de vierde generatie het nog, denken wij. De volgende ochtend start vroeg, we worden gewekt door een gezang van hanen, honden en varkens. We nemen de bus naar Banaue, bekend om de groene rijstterrassen (2000 jaar geleden gebouwd). Een off-road route brengt ons na twee uur in het frisse bergdorpje. Om op te warmen nemen we hete soep en hijsen we ons in onze ‘bergoutfit'. Opvallend is dat iedereen hier rode lippen en tanden heeft. Hebben ze lippenstift op? Nee, ze kauwen allemaal op de beetlenut, een noot die in palmbomen groeit. Naar zeggen geeft dit energie, de rode substantie moet je wel uitspugen (met als resultaat een rode stoep).

De volgende dag gaan we per tricycle naar het geisoleerde dorpje Batad waar je de ‘echte' rijstterrassen vindt. Drie meter betonnen weg wordt afgewisseld met onverharde stukken. Het blijkt dat de stukken beton gefinancierd worden door politiek verkiesbare personen in de hoop kiezers te winnen. Grote aanplakbiljetten met statische foto's geven bekendheid aan de persoon in kwestie. In Batad laten we ons rondleiden door een lokale gids. Wat een bijzonder dorp, gelegen midden in de rijstterrassen (helaas niet helemaal groen, het seizoen start in maart). Het kleine dorp doet vredig aan, het is er muisstil. Af en toe hoor je een haan kraaien en de gewassen ritselen. We blijven langer dan verwacht en wandelen snel weer twee uur terug om onze tricyclerijder nog te treffen.

Surfen in San Juan

Via ‘Lutjebroek' (de bus neemt onverwachts een detour, we passeren steden die totaal niet op de route liggen) reizen we naar San Juan. Een plaatsje aan de westkust waar je goed kunt surfen. We checken in bij een guest house pal aan de zee. De volgende ochtend zien we dat dit een goede surfspot is: veel surfers in de line-up. We worden belaagd door surfinstructeurs, de concurrentie onderling is groot. Zestig instructeurs voor zo'n klein plaatsje is ook wel erg veel. Bij elke stap die we zetten wordt ons gevraagd 'Where are you going?'. We besluiten een stuk verderop van deze hectiek in een leuk hotelletje te gaan zitten. De volgende dag zijn we klaar voor onze surfavontuur. Helaas leent de zee zich er niet voor, geen golf te bekennen. Op de dag voor vertrek hebben we geluk: er zijn goede golven. Samen met twee andere Nederlanders (heel toevallig, hier in de Filipijnen zijn ze zeldzaam) gaan we naar een nabijgelegen surfspot ‘Bacnotan'. Erg goede golven, heerlijk gesurft. Als de zon bijna onder gaat rijden we per jeepney terug naar ons verblijf. We eten met onze Nederlandse medesurfers en sluiten de avond af met rum en cola bij een kampvuur op het strand.

Duiken in Palawan

De volgende dag stoppen we aan de ‘main road' van San Juan een bus die richting Manila gaat. Ze sjezen elk uur voorbij. Met gevaar voor eigen leven gooien we onszelf voor de bus. Er stoppen twee bussen die om onze tassen vechten. We kiezen de meest comfortabele bus uit en arriveren zeven uur later in Manila. De volgende dag vliegen we met een propellorvliegtuigje naar Busuanga eiland, Palawan. In de minibus naar Coron town valt ons de natuur meteen op. Het is heuvelachtig en droog, het zou zo Afrika kunnen zijn.

Coron is een gezellig klein havenplaatsje waar veel duikers naar toe komen. Aan de kust liggen verschillende Japanse scheepswrakken op de bodem, die gesneuveld zijn tijdens WWII, wat deze plek als een topbestemming voor wreckdiving maakt. De perfecte plek om een duikbrevet te halen. Paco start de volgende dag voor zijn ‘open water' duikcursus en krijgt les van Kevin (een gepensioneerde Engelsman met bijbehorende Engelse humor). Anja neemt een opfriscursus aangezien het acht jaar geleden is dat zij haar duikbrevet heeft gehaald. De eerste duiken worden in ondiep zeewater gedaan, voor een ‘fun dive' gaan we naar Barracuda lake op Coron Island. Dit meer bestaat uit zoet- en zoutwater en is op sommige plekken bijna 38 graden. Een bijzondere ervaring! Paco studeert zich suf, er komt veel theorie bij zo'n duikcursus kijken, maar slaagt al na twee dagen.

Als gecertificeerd duiker gaan we de volgende dag wrakduiken. Anja blijft boven water met een kajak aangezien een oorinfectie tegenwerkt. Paco duikt met een Deen en Amerikaan. Ondanks de ruige zee is de zichtbaarheid onder water goed. Anja vermaakt zich met zeekajakken en peddelt naar een mangrovebos. Op een klein eilandje grote leguanen gespot. Na drie wrakduiken varen we weer over de grote golven naar de haven van Coron town. Met Annelies en Gabi (uit Belgie en Nederland) eten we die avond bij een sea food restaurant.

Door het slechte weer (harde wind) is de zee te ruig om bij onze volgende bestemming te komen. De bedoeling is zuidelijk te reizen richting El Nido en de Bacuit Archipel. Hopelijk wordt dit verslag vanuit El Nido vervolgd...

Iedereenwederom bedankt voor alle reacties op onze site, erg leuk!

Smile, you're in the Philippines

Locatie: Butuan City, Filipijnen
Temperatuur: 29C
Luchtvochtigheid: 92%

Na de zadelpijn verbeten te hebben in Noord-Thailand, de Mekong in Laos te hebben aanschouwd, vanuit het koude noorden in Vietnam te zijn afgezakt, zijn we aangekomen op de Filipijnen. Een land wat voor ons al zo bekend is, maar toch ook nog zo onbekend. Gezien de enorme grootte en de hoeveelheid bezichtigingen.

Een land wat niet vergelijkbaar is met een ander land in Zuidoost-Azie. Het onderscheidt zich niet alleen cultureel maar ook geografisch. De Filipijnen bestaat grofweg uit drie delen: Luzon, de Visaya-eilanden en Mindanao. Het Katholieke, apart gelegen archipel van meer dan 7000 eilanden, biedt tallozen geisoleerde stranden, koraalriffen, gebergten en onbewoonde eilandjes. Met de metropool Manila als hoofdstad en kloppend hart van het land.

Het overwegend Katholicisme is te danken aan de Spanjaarden die deze eilandengroep koloniseerden in de 16e eeuw. De invloeden van deze ruim 350 jaren bezetting zijn ook vandaag de dag nog duidelijk merkbaar. Zo zijn er nog veel oude Spaanse kerken overgebleven en onderhouden. De meeste Filipino's hebben een Spaanse (achter)naam en veel Spaanse woorden zijn verweven in hun taal. Ook straten en stadjes hebben een typisch Spaanse naam. Zoals bijvoorbeeld Valencia en Sevilla op het eiland Bohol.

Op de Filipijnen wordt op elke school Engelse les gegeven. Hierdoor spreekt vrijwel iedereen Engels, wat het reizen een stuk vergemakkelijkt. Naast de Spaanse stempel is dit een aandenken van de Amerikaanse overheersing gedurende 45 jaar. Zij leerden de Filipino's Engels, bouwden wegen en voerden een onderwijs- en politiek systeem in. Coca Cola is hier het favoriete drankje en is goedkoper dan water (1 liter kost 36 eurocent). Het is dan ook op elke hoek van de straat te koop en er wordt overal mee geadverteerd. Basketbal is de populairste sport op de Filipijnen. Op elk pleintje staat wel een simpele basket waar kinderen basketballen. Daarnaast hebben de Filipino's zich meester gemaakt in het kopieren van de Amerikaanse (leger)jeep. In een verlengde uitvoering dienen deze als lokale bus, de jeepney. Ze zijn van top tot teen versierd en voorzien van allerlei kleuren en tierlantijnen om zo veel mogelijk op te vallen.

Mabuhay to the Philippines!

Al om 5 uur 's ochtends landen we op Ninoy Aquino International Airport. Nog slaperig van de nachtvlucht worden we met een lach aangesproken en met twee woorden; ‘hello ma'am, hello sir.' Ook spreekt iedereen Engels, wat een verschil met Laos en Vietnam! Nadat we een hotelletje hebben gevonden duiken we in bed om wat slaap in te halen. Michelle (Paco's zus) komt s'middags vanuit Mindanao aan. Na een lichte lunch halen we haar op van het vliegveld. We besluiten de drukke hoofdstad de volgende dag te verlaten en door te reizen naar het eiland Mindoro. In de kustplaats Puerto Galera vinden we een rustig resort aan het witte strand. We verblijven er drie nachten en er zijn faciliteiten om zelf te koken. Hier maken we gretig gebruik van en eten rijst met verse tonijn van de grill. Op het eiland zien we opvallend veel hetzelfde publiek: Europese, vaak gepensioneerde mannen, met een flinke buik en aan hun zijde een veel te jonge Filipina. Zo spreken we tijdens het koken een meisje (25 jaar) die verloofd is met een gepensioneerde Brit. De grijze Engelsman loopt de hele dag in een zwemshort en draait rock ‘n roll-muziek, terwijl zijn verloofde voor hem kookt.

We checken vroeg uit om de jeepney naar het zuiden van het eiland te pakken. Vanuit daar nemen we de boot naar Boracay Island. De jeepney stopt om de haverklap, als er iemand wil uitstappen of een nieuwe passagier langs de weg staat te wenken. We rijden over de slingerwegen door de groene omgeving van kokospalmen en bananenbomen. Het begint licht te regenen wat zich ontwikkelt in een flinke tropische bui. Dikke regendruppels kletteren op het dak. De volle jeepney is niet voorzien van ruitenwissers, dat wordt opgelost door de voorruit schuin naar buiten te klappen en er een houtje tussen te plaatsen zodat het regenwater af kan lopen. Voor de open ramen wordt doorzichtig zeil uitgerold zodat we droog blijven. De weg wordt steiler en de zwaarbeladen jeepney moet terugschakelen. Al snel hebben we een mooi uitzicht over uitgestrekte palmboomvelden en zien in de verte de kust.

Na deze rit stappen we over op een minivan, een klein busje waarmee we nog vier uur onze weg vervolgen. De Filipino's houden van zoetsappige lovesongs en gedurende de hele rit komen op volle volume ballads van onder andere Lionel Richie en Bryan Adams voorbij. Rond lunchtijd arriveren we bij de haven en komen erachter dat de ferry pas om 16 uur vertrekt. We nemen in de tussentijd een duik in de zee op het verderop gelegen strand. De ferry vertrekt eindelijk nadat alle goederen zijn ingeladen en er zoveel mogelijk auto's en trucks op het beschikbare benedendek zijn geparkeerd. De vele auto's staan hutje mutje op elkaar geparkeerd, met maar enkele cm's tussenruimte. Meerdere verwoede pogingen om een laatste auto schuin op het dek te parkeren voordat de klep dichtgaat, mislukt. De afgeladen oude ferry vertrekt eindelijk en we vinden een zitplaats. Tijdens de boottocht worden we wakker gehouden door de karaokebar, waar gasten hun best doen zo mooi mogelijk hun favoriete lovesong te zingen. Het merendeel slaagt hier helaas niet in. Karaoke, hier ook wel videoke genoemd is zoals in veel andere Aziatische landen mateloos populair. In een restaurant, een bar, of op elke feestelijke gelegenheid is dit een vast onderdeel en wordt er fanatiek door de microfoon gebruld.

Finally Boracay

Na ruim vijf uur varen leggen we in het donker aan op Boracay Island. Anja en Michelle stappen beide half slapend en wankelend van de boot, nog onder invloed van de reistabletten.

De volgende ochtend wordt Paco door de dames wakker gezongen op zijn 30e verjaardag. Een bananencake met 30 brandende kaarsjes wordt binnengebracht. Na het uitpakken van cadeautjes en ontbijt, lopen we richting het hagelwitte zandstrand. We kijken tussen de palmbomen uit over een azuurblauwe, heldere zee. Geen slechte plaats om wakker te worden op je verjaardag! 's Avonds zitten we met onze voeten in het zand en smullen van een buffet met verse garnalen en vis. We vieren Paco's verjaardag in een cocktailbarretje en drinken San Miguel en (lokale) Tanduay rum.

Boracay is een populaire vakantiebestemming en dat is aan de hoeveelheid resorts, restaurants en bars te merken. Daarnaast staat het bekend als een van de beste kite- en windsurfbestemmingen in Azie. Anja en Paco maken een afspraak voor een kitesurfles op Bulabog beach dat aan de andere kant van het eiland ligt. Daar waar gunstige wind staat en het over een groot gebied ondiep water is, wat het ideaal maakt voor kite- en windsurfen. Maar, alsof het zo had moeten zijn, is het op de dag dat we willen kiten bijna windstil! We krijgen een theorieles in het prepareren en optuigen van de kite, maar ermee te water zit er helaas niet in. De kleine hoeveelheid wind leent zich wel om te leren windsurfen. Dutch (wat een toeval) is een ervaren Australische windsurfer waarvan Paco en Anja de basisbeginselen leren. Dit onder vermakelijk toeziend oog van de fotomakende Michelle. Met vallen en opstaan lukt het om op het board te blijven staan en deze te keren. Erg enthousiast en met het voornemen er een vervolg aan te geven nemen we afscheid van Dutch.

We vermaken ons op het strand en maken met een klein zeilbootje een mooie tocht rondom het eiland. Hierbij passeren we een resort waar de huidig Filipijnse bokskampioen (en nationale held) Manny Pacquiao de eigenaar van schijnt te zijn.

Op Boracay ontbijten we voor het eerst met bruin brood! Dit schijnt afkomstig te zijn van de ‘English Bakery' op het eiland. Op de Filipijnen eet men drie keer per dag rijst. Brood is er wel, maar alleen zoet, wit brood. In allerlei soorten en maten en wordt als tussendoortje of snack gegeten. Helaas gebruikt men hier in veel producten een flinke hoeveelheid suiker.

Destination Bohol

Na een kleine week ontspannen op Boracay reizen we verder. We nemen na 4 uur rijden de boot richting Cebu City, op het gelijknamige eiland. Onderweg naar de pier lopen we een oudere man tegemoet, sjouwend met kartonnen dozen. In de dozen zitten luchtgaten, en we raden al wat zijn koopwaar is. Als we enige interesse en nieuwsgierigheid tonen, haalt de man een schitterende haan tevoorschijn. Trots kukkelt ie er op los en straalt met zijn lange veren. Overal zie je wel iemand met meerdere hanen in de tuin en voor elke haan apart een klein hokje. Deze hanen worden gebruikt voor het populaire cockfighting. Bij deze lokale sport trainen ze de hanen om elkaar te lijf te gaan in een kleine ‘arena'. Aan de hanepoten worden kleine scherpe mesjes bevestigd om zo de tegenstander dodelijk te verwonden. Voordat het hanengevecht begint wordt er door het aanwezige publiek onderling luidkeels gewed op een van de kemphanen. De verliezer, die het vaak niet overleefd, eindigt in de soeppan.

We bedanken de hanenverkoper vriendelijk en gaan aan boord. We installeren ons in een eigen cabin met bed. Na 14 uur varen worden we de volgende ochtend, koukleumend van de airconditioning, wakker in de haven van Cebu City.

Cebu City is een grote, drukke stad. Met een jeepney rijden we ‘down town' en doen we inkopen voor familieleden in een van de shoppingmalls. Kertsmis staat tenslotte voor de deur. Anja en Michelle proppen zich tussen de andere mensen op de bankjes van de jeepney. Paco neemt staand achterop de jeep plaats, zich vasthoudend aan het dak en rijden zo de stadsdrukte tegemoet.

De volgende dag verlaten we de stad om door te reizen naar Bohol. Dit eiland staat bekend om de Chocolate Hills en Tarsier spookdiertjes. Ditmaal hebben we een moderne FastFerry die ons in nog geen 2 uur naar de ‘hoofdstad' Tagbilaran op Bohol brengt. In het centrum checken we in bij een guesthouse. We regelen onze visa in het Immigration Office en worden aangesproken op het niet dragen van een lange broek. Een etiquette waar wij niet bewust van waren, maar mogen desondanks de komende 38 dagen blijven.

Vanuit Nederland was ons al verteld dat the roots van onze Filipijnse familie hier op Bohol liggen in het plaatsje Loon. Voorzien van alleen enkele familienamen gaan we richting Loon. We stappen in een tricycle, (de Filipijnse riksja, een brommer met overkapte zij-span) en lezen het geverfde opschrift: ‘Let God Bless Our Way'. Een mooie bevestiging van de sterk gelovige Filipino's. Ook op jeepneys lezen we vergelijkbare kreten; ‘In God We Trust', ‘God Is Great', ‘Get High With God, Not With Drugs'.

We stappen uit de tricycle en informeren a la spoorloos naar familieleden bij een klein winkeltje aan de kant van de weg. De behulpzame winkelier pakt een telefoonboek, maar zonder resultaat. In de plaatselijke Municipal Hall hebben we meer succes en lopen even later met een medewerkster, die ons graag helpt, over een onverhard pad door een eenvoudige woonwijk. We wandelen een begroeigde heuvel op en bereiken een klein huisje. De bewoonster blijkt een oudtante te zijn. Totaal verrast worden we ontvangen bij een directe oom van Michelle en Paco's moeder. Ook bezoeken we een aangetrouwde tante die als arts in het plaatselijke ziekenhuis werkt. Haar zoon (onze achterneef) werkt ook als verpleegkundige in hetzelfde ziekenhuis. 's Avonds worden we getrakteerd en eten we samen met onze ‘nieuwe' achterneef en achternichtjes in een restaurant. Ze vinden het erg leuk en interessant om familie te hebben in Nederland. De volgende dag nemen we afscheid en maken we foto's als aandenken.

‘Are you OK with the roof?'

Verder landinwaarts rijden we met de bus richting het plaatsje Carmen. We stappen over op een oude, gammele bus. De scheuren in de bankjes en gaten in het plafond mogen de pret niet drukken. In roestgaten in de vloer zien we de weg voorbij schieten. We hobbelen door de heuvels met een maximum snelheid van 50 km/u. In dit gebied liggen de befaamde Chocolate Hills. Dit zijn de ruim 200 vreemde ronde heuveltjes die op natuurlijke wijze in het landschap zijn onstaan. De naam hebben ze te danken aan de droge seizoensperiode wanneer het gras op de heuveltoppen bruin kleuren. Momenteel zijn ze nog mooi groen, wat ook al een mooi gezicht geeft.

We besluiten door te reizen naar het plaatsje Loboc, gelegen aan de Loboc river. De overvolle bus biedt plaats op het dak. De ‘conductor' (int o.a. het busgeld) vraagt: ‘Are you OK with the roof?'. ‘Yes, we are roof proof!', gilt Michelle. Lachend klauteren we op het dak van de bus en nemen plaats naast onze rugzakken. Met een goed uitzicht over dit mooie landschap moeten we met onze hoofden laaghangende palmtakken en bananenbladeren ontwijken. In de stromende regen komen we in Loboc aan. Na 20 minuten wandelen, over een onverharde met rotsstenen bezaaide weg, vinden we doorweekt een bushy accomodatie. We verblijven in een eenvoudige nipahut pal aan de Loboc river. Daar nemen we een duik en zwemmen stroomopwaarts een kleine waterval tegemoet.

Na ons ontbijt (met yoghurt en muesli!) rijden we met onze gehuurde motorfietsen naar het Tarsier Sanctuary. Heerlijk vrij gevoel geeft het om zelf rond te rijden. De Tarsier spookdiertjes komen alleen hier op de Filipijnen en een deel van Indonesie (Borneo) voor. De vuistgrote diertjes met hun enorme ogen lijken op kleine aapjes, maar zijn dit niet. We lezen dat het primaten zijn en gerelateerd aan spookdiertjes. Met een gids lopen we het beschermde bosgebied binnen en bekijken de territorale wezentjes, die rustig in de struiken hangen.

Ondanks de verschillende junglegeluiden hebben we een goede nachtrust. We verlaten Bohol en pakken de ferry richting Mindanao. In Butuan worden we ontvangen door onze oom en tante waar we met familie de feestdagen gaan vieren.

Mindanao

Als we Mindanao roepen, dan gaat dit vaak gepaard met afschuw of angst. Ook bij de bevolking zelf, die we in het noorden of op de Visaya's spreken. Dit naar aanleiding van de recent gepleegde massamoorden. Al jaren is het er onrustig en nemen actieve moslimrebellen het recht in eigen handen. Zo zijn ontvoeringen en moorden geen uitzonderingen. Deze rebellen strijden naast een onafhankelijke Islamitische staat ook voor een eigen politieke partij.

Hierbij moet wel gezegd worden dat het eiland Mindanao een oppervlakte beslaat van ruim 95.000 km2! De onrustige gebieden bevinden zich in het uiterste zuidwesten, zoals de provincie Maguindanao. Wij verblijven in het uiterste noordoosten vlakbij de kust (Butuan City, Cagayan de Oro). En blijven vanzelfsprekend uit de buurt van de gevaarlijke provincies.

We kunnen er ons niets bij voorstellen dat we straks de feestdagen hier in de tropen vieren. De kunstbomen en kerstverlichting steken maar gek af tegen de warmte en palmbomen. Helemaal bizar dat het nu in Nederland fors vriest en een dik pak sneeuw ligt!

Bij deze iedereen prettige feestdagen en een goed uiteinde toegewenst. Tot in 2010!

Same same, but different

Locatie: Saigon (Ho Chi Minh City), Vietnam
Temperatuur: 29C
Luchtvochtigheid: 70%


We zijn alweer twee weken in Vietnam. De komende feestdagen willen we op de Filipijnen doorbrengen, dus reizen we direct naar het zuiden van Hanoi naar Ho Chi Minh City (HCMC). Vanaf daar staat de vlucht naar Manila te wachten.

'Hanoi: the grand old dame of the orient' beschrijft de reisgids. En dat is het zeker, de Franse sfeer, de chaotische maar chique 'old quarter', de boulevards langs de meren en de niet te ontwijken brommertjes. Het lijkt wel een mierennest. Wil je nog voor zonsondergang de overkant van de straat halen? Steek dan gewoon blind over, ze rijden wel om je heen. Als volleerde India-gangers gaat dit ons aardig af: zelfs een oud Vietnamees vrouwtje grijpt ons bij de arm om veilig aan de overkant te komen. De claxon is populair in Vietnam: wie het hardst en het langst toetert eist voorrang op de kruising (wat overigens geen garantie is). En is er geen ruimte meer op de weg? Dan biedt de stoep uitkomst. Die brommertjes rijden werkelijk overal.

We worden verwend bij de Nederlandse familie die Hanoi op hun duimpje kennen. Voorzien van fietsen en plattegrond ontdekken we de eerste dagen de stad. Het frisse klimaat is wennen. Motregen en amper vijftien graden. Je ziet de Vietnamezen bibberen: sinds twee dagen is het temperatuurverschil ineens tien graden! We slapen onder een dikke deken en hebben de slippers ingeruild voor sokken en schoenen.

De Vietnamezen: een eigenaardig volkje met een kort lontje. Er wordt op elkaar gescholden in het verkeer, in de bakery wordt een serveerster op haar plaats gezet en wij worden toegeschreeuwd door de 'bicycle-watcher' omdat we een half uur te laat terugkomen. Als je op de stoep van een winkelier staat en niet de intentie hebt iets te kopen, word je -met veel handgebaren- verzocht de stoep te verlaten.

Je voelt het roerige verleden van het land. De vrede is weliswaar in 1975 getekend, maar overal zijn de gevolgen nog merkbaar. Oude mannen met legergroene helmen op en een verloren been of arm. Langs de weg lezen we op een bord: 'Hanoi, the city for peace'. Vanuit Hanoi hebben we het 'Friendship Village' bezocht. Een opvangplaats voor kinderen van de slachtoffers van de oorlog. Het is een initiatief van een Amerikaanse oorlogsveteraan. De Amerikanen hebben tijdens de Vietnamoorlog op grote schaal chemicalien (een ontbladeringsmiddel) ingezet, onder de codenaam Agent Orange. Generaties later veroorzaakt dit groeistoornissen, lichamelijk gehandicapten, maar ook ziektes als Hodgkin. Het dorp doet verlaten en verwaarloosd aan. Heftig om te zien hoe de kinderen verveeld in hun bed liggen of doelloos rondslenteren.

Opvallend in Hanoi is de hoogbouw, alle woonhuizen zijn smal maar hoog. Het blijkt dat de Vietnamezen betalen per vierkante meter oppervlakte dus bouwt men massaal de hoogte in. Ook leert ons gastgezin ons: 'they don't kiss in public, but piss in public'. En het klopt: overal urineert iemand wel in het openbaar (of ledigt ongegeneerd z'n neus).

Als echte toeristen boeken we een georganiseerde dagtocht naar Halong Bay. Een World Heritage site waar uit het niets meer dan tweeduizend rotsen uit de zee rijzen. 's Ochtends vroeg stappen we in ons favoriete vervoersmiddel: de airco minibus. Volgepropt met vier lijkbleke Russen (met de wodkafles in de aanslag), drie oudere stellen uit Australie, Italie en Zwitserland en niet te vergeten de enthousiaste gids. We sjezen in 3,5 uur naar de baai. Daar aangekomen begint de zon te schijnen, we are lucky! In vier uur varen we de baai rond en bezoeken in sneltreinvaart de 'Surprise Cave' (een grot met voetpad en belichting in alle kleuren) en maken een twintig minuten durende kayaktocht. Laat in de avond arriveren we weer in Hanoi. Zo'n 'toeristisch flitsbezoek' is niets voor ons...

Authentiek Hoi An

Na een week zeggen we de familie in Hanoi gedag en reizen zuidwaarts naar Hoi An. Om wat afwisseling in het transport te brengen nemen we een vlucht (goede smoes he). Het laatste stuk leggen we af per taxi die we delen met een Duitse vrouw (alias blaffende Duitse herder) en een Frans koppel. De Vietnamezen zijn erg goed in acteren, in het vak drama zouden ze uitblinken. Onze Oosterburen scoren ook hoog: de volumeknop wordt - zodra iets niet zint - omhoog gegooid. Nadat er een 'fixed price' is afgesproken weigert onze chauffeur de Duitse vrouw bij haar resort 'out of town' af te zetten. Resultaat: schelden en schreeuwen plus een geflipte Vietnamees die met veel handgebaren zijn baas belt. Wij kunnen onze lach niet inhouden en verlaten stilletjes de taxi.

Het UNESCO-gewaardeerde kustplaatsje Hoi An is een verademing vergeleken met Hanoi. De 'Old Quarter' bestaat uit oude, koloniale huizen. De smalle, autovrije-straatjes geven het gevoel alsof je in de vorige eeuw wandelt. Denk dan wel de opdringerige kooplui weg die overal opduiken. Aan toeristen heeft Hoi An ook geen tekort. Overal kun je kleding of schoenen laten (na)maken. We zien waar de Mango- en Sascha-collectie vandaan komt. Een pak-op-maat, handgemaakte, leren schoenen, alles is mogelijk. We laten een kopie van ons favoriete shirt maken.

Het kleine plaatsje is ideaal om per fiets te doorkruisen. We fietsen naar het nabijgelegen strand. De gevolgen van de recente tyfoon is hier nog duidelijk te zien. Overal omvergewaaide (palm)bomen en troep.

Vietnam telt negen miljoen mensen met een beperking en ontelbaar veel kansarmen. Onderweg komen we interessante initiatieven tegen. Zo hebben we in Hanoi het KOTO-restaurant (Know One, Teach One) bezocht waar straatkinderen worden opgeleid en een baan krijgen. In Hoi An lopen we tegen een fairtrade-winkel met werkplaats (Reaching Out) waar mensen met een beperking ('people with different abilities') de mogelijkheid krijgen te werken. Voorwaarden: een opleiding van drie maanden (waar ze een bepaalde specialiteit in handwerk leren), een achturige werkdag, loon - 35% boven de norm - en verzekeringen. We ontmoeten Bay (zeven in het Vietnamees) die kleden weeft. De goedlachse jongeman met het Downsyndroom is niet voor onze camera weg te slaan. Geweldig om te zien hoe hij het naar zijn zin heeft en wordt geaccepteerd om wie hij is.

We verlaten authentiek Hoi An per slaapbus. Zoveel comfort hebben we nog niet gezien: een eigen bed! We stoppen in Nha Trang om het Sloveense stel, eerder ontmoet in Thailand, te ontmoeten. Zij reizen in de tegenovergestelde richting, van Zuid- naar Noord-Vietnam. Om vijf uur in de ochtend dropt de bus ons 'ergens' in Nha Trang. Het is altijd weer een uitdaging om vervolgens bij het hotel te komen. De taxi-drivers en motorbike-mannetjes roepen (of eigenlijk schreeuwen) in koor: 'Where you go?'. Nadat we een hotel opnoemen, beantwoorden ze: ‘Go to this hotel, same same, but different!' (een veel gehoorde uitspraak in Vietnam). In de hoop commissie te verdienen.

Een vast ritueel is een achtervolging, waarin wij eerst nog vriendelijk 'no thank you' zeggen en na twintig keer (als de negeer-techniek ook tot niets leidt) onze volumeknop omhoog zetten en 'our friends' (inmiddels is hun zin uitgebreid met 'Where you go my friend?') exact napraten. Succes verzekerd: ze lachen en verdwijnen snel. We genieten van het strand en de zee (helaas geen surf-proof-golven) en vervolgen onze weg na twee dagen weer.

Mui Ne is de laatste stop voor Saigon. Een klein, relaxt plaatsje aan zee bekend om rode en witte zandduinen. Er staat ook altijd wind, perfect voor kitesurfen (dit dankzij de Filipijnse tyfoons zegt de reisgids, moeten we hier blij mee zijn!?). We duiken in het warme zeewater waar geen golf te bekennen is. De volgende dag bezoeken we per jeep de zandduinen. Heel bizar: enorme zandhopen zomaar daar neergekwakt lijkt wel. Een feest om te fotograferen. Sand boarden proberen we ook uit maar blijkt niet zo spectaculair. Bij zonsondergang bewandelen we de 'Fairy Spring', een rivier door knalrode zandduinen met als toetje een kleine waterval.

Op naar HCMC, ons eindpunt in Vietnam. De bus levert ons gaar af in de 'backpackerswijk' Pham Ngu Lao. In een wirwar van steegjes vinden we een gezellig familiehotel. Vanaf de stoep, met verse noodels en een Saigon-biertje, nemen we het bruisende leven van deze stad waar. HCMC telt negen miljoen inwoners (waarvan er drie miljoen op een brommer rijden). Het leven speelt zich ook hier voornamelijk op straat af.

Vanuit HCMC bezoeken we de Cu Chi-tunnels. Als een kudde koeien sjokken we achter de gids aan (we konden niet onder een organised tour uit...). Indrukwekkend om te zien hoe de Viet Cong guerrilla's hier in de jaren zestig onder de grond leefden. Een ongekend groot netwerk van meer dan 250 km aan ondergrondse tunnels. We mogen ook de tunnel zelf in maar vluchten na tien meter al naar boven, ongelooflijk dat je hier kunt leven.

We bereiden ons voor op onze volgende bestemming: de Filipijnen! We kijken erg uit naar het weerzien met dit ongerepte land en natuurlijk Paco's zusje (Michelle).