Paco & Anja in Azië

Borneo by bus

Locatie: Bali, Indonesie
Temperatuur: 27C
Luchtvochtigheid: 86%

‘Oh no, the airport is far far away, at least four hours drive!’, beweert onze taxichaffeur, nadat we zijn ingestapt en de verkeersdrukte van Manila tegemoet rijden. Ja natuurlijk, denken we bij ons zelf, weer een van de vele scenes die taxichauffeurs opzetten om zo alleen maar meer geld af te kunnen troggelen. Nee, daar trappen we niet in. ‘But you can rent my taxi for only 2000 pesos (30 euro), or you go by bus, which takes longer’, vervolgt onze chauffeur, denkend een lucratieve deal te hebben afgesloten. Maar dan bedenken we ons inderdaad dat onze Air Asiavlucht buiten Manila vertrekt van een andere, kleinere luchthaven. We moeten bij het Manila Clark Airport zijn, ruim 150 km ten noorden van Manila stad!

Gelukkig zijn we nog vroeg en onze vlucht naar Kota Kinabalu (Maleisie) vertrekt pas in de namiddag. We laten ons afzetten bij een bus terminal en pakken de eerste beste bus naar het noorden. Over drie uur vertrekt het vliegtuig naar Kota Kinabalu en die willen we niet missen! De stress begint al langzaam toe te slaan als we horen dat de busrit ruim twee uur duurt naar desbetreffende vliegveld. En al helemaal als een ander zegt dat het juist drie uur rijden is. Uit ervaring weten we dat er standaard een extra uur bij de reistijd opgeteld kan worden. Met natte handen zitten we in de bus die de stadsfile inrijdt en waarbij alles voor ons te langzaam gaat. Als we de drukte hebben verlaten is het gelukkig ‘rustig’ op de snelweg en kan de bus aardig doorrijden. Op advies van een vriendelijke medepassagier stappen we bij de eerste beste stopplaats uit om van daaruit het laatste stuk per taxi af te leggen. Na exact 2,5 uur zitten we in de taxi naar de airport. Nog een half uur... We gebaren de chauffeur door te rijden, omdat we onze vlucht moeten halen. We betalen het dubbele tarief! Zwetend en continu kijkend op onze horloges racen we door een enorm groot, open afgebakend terrein. Dit was een voormalig Amerikaans militaire basis gedurende de bezetting, wat nu als luchthaven dient. Onze taxi slalomt om de andere auto’s en scheurt het Clark vliegterrein op.

Met nog tien minuten voor vertrek loodsen we onze bagage door de security check en begeven ons naar de incheckbalie. Het is allemaal geen probleem en het luchtvaartpersoneel doet net of we nog alle tijd hebben. Er zijn zelfs nog andere passagiers die net als wij nog inchecken. We hebben het gehaald! Een kwartier later verlaten we Filipijnse bodem.

Asfalt op Borneo

Opgelucht en opgewekt landen we op Kota Kinabalu, ten noorden van Maleisisch Borneo (Sabah). We worden op het vliegveld opgepikt door de eigenaar van het ‘Tropicana Lodge’ waar we verblijven. De eigenaar, Vincent, heet ons welkom en rijdt met z’n jeep naar de lodge. We kijken om ons heen en zien glad geasfalteerde wegen, strakke gebouwen en veel verkeersdrukte. Het is totaal niets van wat we hadden voorgesteld van deze plaats. Bij Borneo denk je aan een klein plaatsje in de jungle met slechte infrastructuur, maar niets is minder waar. Vincent trekt al rijdend een blikje bier open en steekt een sigaret op. Er is een kleine wijziging in de boeking, deelt hij mede, bij navraag om de geboekte tweepersoonskamer. Aangekomen bij de lodge betrekken we een kamer met drie stapelbedden, een tafel en ventilator. We delen het toilet en douche met de andere gasten. Er is een krap balkon, dat ook als keuken dient, wat aan de jungle grenst. Verreweg van romantisch, maar prima voor de eerste paar nachten. We vragen ons af waaraan deze lodge zijn naam heeft te danken. ’s Avonds eten we bij een populair restaurantje zittend op kleine plastic tuinstoelen op de stoep. Het doet heel erg Chinees/Vietnamees aan, gezien ook de gerechten die worden geserveerd. Noedelsoep met varkensvlees, rijst met kipsateetjes of ei met gekookte groenten. De Chinese invloed is hier groot, gezien de vele Chinese borden en tekens op straat. We leren dat de Maleisiers ook Chinees als tweede taal spreken en dit op school krijgen. De Maleisiers die we zien zijn een mix van Chinezen, Indonesiërs en Filipino’s.

De volgende morgen verkennen we het centrum en struinen een lokale markt af. Na een reisgids te hebben gevonden bij een boekhandel besluiten we morgen verder te gaan richting Sepilok. Op het enorme terrein van de night market nemen we plaats bij een van de vele stalletjes. Van nasi goreng tot gegrilde vis, pisang goreng tot vers fruit, vanalles is er te verkrijgen. Als we onze fried noodles afrekenen kopen we nog wat fruit. Bij een Filipino kopen we een paar Filipijnse mango’s en maken een praatje met een paar Filipijnse verkoopsters. We merken dat we niet ver zijn van de Filipijnen.

We staan vroeg op en wandelen naar de bushalte. Bij de bus terminal aangekomen worden we ‘aangevallen’ door hordes ticketverkopers. ‘Yes, you buy busticket, cheap cheap!’ gillen de verkopers uit, ondertussen trekt een ander je bij je arm en is overtuigd dat hij de beste buskaartjes heeft. Bij wederom een Filipino kopen we buskaartjes voor Sandakan, vlakbij het plaatsje Sepilok. In Sepilok is een Orang Utan Rehabilitation Center die we willen bezoeken. De bus vertrekt stipt op tijd en men wacht keurig voor elk rood stoplicht. We vervolgen onze weg over goede wegen tijdens de zes uur durende busrit. Dat dit Maleisisch deel erg ontwikkeld is is zeker merkbaar!

In de bus worden Maleisische actiefilms vertoont met geweldadige scenes. In een ninjafilm spat het bloed alle kanten uit. De medepassagiers en hun kleine kinderen kijken ontspannen naar de beelden. Een klein jongetje naast ons speelt de vechtende filmscenes na, iets wat zijn ouders totaal niet hindert. Onderweg zien we dat veel stukken jungle plaats heeft moeten maken voor palmolieplantages. Kilometers achtereen velden met oliepalmen. Van de gewonnen palmolie wordt onder andere zeep en shampoo (Palmolive) geproduceerd.

Een paar kilometer voor de stad Sandakan worden we met onze rugzakken gedropt bij een rotonde. In de hete middagzon lopen we richting Sepilok en vinden een lodge grenzend aan de jungle. De hoge prijs is te wijten aan het feit dat alle maaltijden zijn inbegrepen. Nadat we ingecheckt hebben, kunnen we aanschuiven voor het lunchbuffet. Althans, wat er van over is. In een grote overdekte ruimte zitten andere gasten aan tafel en is er net een briefing gaande. We ontdekken dat hier voornamelijk groepen komen die per bus naar het nabij gelegen Orang Utan Rehabilitation Center worden gebracht.

Silence please

Wij wandelen liever en gaan op eigen gelegenheid richting het rehabilitatie centrum. Bananenbomen worden afgewisseld door palmen en majestieuze bomen toren hoog boven de primaire groene laag uit. De elegante acaciabomen laten sterk van zich spreken. Voorbij ons razen minibusjes met toeristen. Een groot bord met ‘Orang Utan Rehabilitation Center Sepilok’ met een foto van een orang oetang (letterlijk: man of the jungle) verwelkomt ons. In het opvangcentrum is informatie te lezen over deze primaten en welke er momenteel verzorgd worden.

Over een aangelegde houten verandapad, is er een route door het park. Over enkele minuten is het feeding time en verzamelen we ons op het feeding platform. Vanaf dit terras kan men, vanaf een meter of tien, de verzorgers zien hoe er bananen en melk wordt neergezet waar de orang oetangs op af zouden moeten komen. Een parkopzichter houdt een bordje omhoog met ‘silence please’. Op het platform verzamelen zich ondertussen hordes toeristen in alle soorten en maten. Compleet met junglehoed, enorme zonnebrillen op en hikingboots aan. Het afritsbroekgehalte is enorm en we zien de meest spierwitte benen voorbij komen. Geen wonder dat er maar twee orang oetangs op komen dagen. Een klein, nieuwschierig mannetje klautert, onder toeziend oog van ondertussen ruim honderd mensen, via een kabel naar de plek waar de lekkernijen zich bevinden. Hij drinkt langzaam uit de bak en kijkt tegelijkertijd met beide ogen richting zijn publiek. Met een blik van; ‘hmm flink wat volk vandaag’, keert hij ons vervolgens de rug toe.

Een jongen met splinternieuwe trekkingschoenen is druk bezig zijn statief van zijn camera op de juiste hoogte in te stellen. Terwijl er ondertussen een makaak polshoogte komt nemen en vecht met de orang oetang om een banaan. Bij het bonte gezelschap voegt zich nog een familie toe; beide ouders en zoon zijn alledrie voorzien van een flinke rugzak en gekleed in tropenkleding van de beste kwaliteit. Met hun bergschoenen aan lijkt het alsof ze straks een expeditie gaan ondernemen om Mount Kinabalu te gaan beklimmen. Na dit tegenvallende bezoek besluiten we naar het kustplaatsje Sandakan te vertrekken. We vinden een ‘backpackers hostel’ pal aan het water.

In onze hostel ontmoeten we het Nederlands/Duitse stel Marijn en Harold uit Munchen. ‘s Avonds gaan we met z’n vieren op pad en eten roti met curry bij een van de door Indiers gerunde eettentjes. We verplaatsen ons hierna naar een terras waar (in dit Islamitisch land) wel alcoholische drankjes te verkrijgen zijn en drinken nog een biertje. Aan de waterkant wordt het erg gezellig, ondanks de struinende ratten en kakkerlakken die we zien. Het worden uiteindelijk heel wat meer biertjes...

Vrolijk Pasen

Met een kleine kater stappen we de volgende ochtend in de bus op weg naar Tawau. Hier aan de grens met Indonesie (Kalimantan), kunnen we een visum regelen zodat we verder Indonesisch Borneo in kunnen. Het Maleisisch deel wat we tot nu toe gezien hebben valt ons wat tegen en alles is ook duurder in verhouding met de andere landen die we bezocht hebben.

Het Immigratiekantoor oogt rustig en we hoeven vast niet lang te wachten, denken we. Maar een lokale medewerker, die gebrekkig Engels spreekt, maakt ons duidelijk dat het kantoor vandaag gesloten is. ‘Today closed, Good Friday’. You come back Monday’, brabbelt hij. Dat is waar ook, Goede Vrijdag! Dat ze hier ook rekening mee houden hadden we totaal niet verwacht in een Islamitisch land als Maleisie.

Dus komend weekend is het Pasen, iets wat we nu bij toeval ontdekken. In Tawau centrum is niet veel te beleven, er zijn wat winkels, restaurantjes en een groot plein met een glimmende moskee die duidelijk van zich laat horen. We concluderen dat we hier ‘vast’ zitten tot maandag en verblijven de paasdagen in Tawau.

Ons ‘paasweekend’ spenderen we in een wat luxer hotel en lezen een boek en rusten lekker uit. Als we maandagochtend, op tweede paasdag, aan de ontbijttafel zitten heeft Anja een enorm opgezet gezicht, rond als een paasei. ‘Is de paashaas dan alsnog geweest?’, grapt Paco. De zwelling neemt later niet af, maar eerder toe. ‘Het lijkt wel alsof mijn hoofd zo uit elkaar kan spatten’, klaagt Anja. Ook heeft ze jeuk en uitslag op d’r armen. We denken aan een allergische reactie van sea food wat we gisteravond hebben gegeten. Voordat we onze visa gaan aanvragen besluiten we eerst langs de dokter te gaan. Even later wachten we in een nette wachtkamer op onze beurt bij dokter Thomas. De vriendelijke huisarts bevestigt, met een Indiaas accent, dat het inderdaad een allergische reactie is. Maar waarvan is lastig te zeggen, het kan vanalles zijn geweest. Anja krijgt een injectie in d’r bil, medicatie tegen de zwelling en zalf tegen de jeuk. Al vrij snel heeft het effect en krijgt haar gezicht weer het bekende gelaat.

Aangekomen bij het ‘Konsulat Jenderal Republik Indonesia’ is het er stervensdruk. Tientallen Indonesiers staan in de rij te wachten of vullen papieren in. Gelukkig worden wij aan een andere balie geholpen en vullen de toegereikte formulieren in. Na twee uur wachten zijn we al in het bezit van het visum. Op naar Indonesie!

Selamat datang

We komen nog net op tijd aan in de haven om de boot naar Tarakan te pakken. We stappen in een snelle express boat die uiteraard helemaal volgeladen wordt. Op het voordek liggen pakketten, dozen en allerlei zakken. De ruimte wordt optimaal benut en de veiligheidsmaatregelen erg nauw genomen. In de boot vinden we, klimmend over de dozen, een plekje in de aircon ruimte. Met een aardige snelheid en goed weer varen we in vijf uur naar Tarakan. Met onze zware rugzak op stappen we, balancerend langs de rand van de boot, op de kade. De boot wordt belaagd door ‘bagagedragers’ om wat bij te verdienen. Ondertussen wordt chaotisch alle bagage afgeladen, terwijl andere passagiers nog uitstappen. We herkennen direct de ongeorganiseerde toestand en drukte, we zijn in Indonesie. ‘Selamat detang’ (welkom) groet een bord ons, zodra we de haven uitwandelen. De kretek sigarettenrook (geur van kruidnagel) komt je tegemoet en overal is nasi goreng (gebakken rijst) of soto ayam (kippensoep) te verkrijgen.

Ons doel is om verder zuidelijker af te reizen via Berau naar Bontang. Daar vlakbij is het ‘Kutai National Park’ gelegen waar ook wilde orang oetangs voorkomen.

De volgende ochtend nemen we een grote speedboot met twee enorme buitenboordmotoren. Er is plaats voor ongeveer 20 mensen en wij zitten achterin. De beide motoren werken op volle kracht en de boot vaart met de neus omhoog binnen een uur naar onze volgende bestemming. In het kleine plaatsje Tanjung Selor vinden we een busje die ons verder brengt naar Berau. Hier hanteert men het systeem dat we pas vertrekken als het busje vol is. Na een uur wachten vertrekken we en scheuren we over een goede weg, slalommend voorbij enkele scheuren en gaten in het wegdek. We rijden door de mooie ruwe jungle, met afwisselend grote bamboebomen en hoog uitstekende bomen met hangende lianen. In de verte zien we een grote vogel sierlijk neerstrijken op een boomtak. De weg slingert door de groene omgeving en over steile heuvels.

Van Berau naar Bontang staat wederom een busreis op de planning. Ook de lokale bus vertrekt pas als er genoeg passagiers zijn. Na drie uur wachten wordt de bus in beweging gebracht. Ondertussen komt een man met tien hanen, allemaal verpakt in een rieten tas, aanzetten. Elke haan krijgt een plekje ergens op de grond tussen de bankjes. Achterin de bus is de chauffeur druk bezig een motorfiets vast te binden, de achterbank is eruit gehaald. Op het dak worden andere attributen en koelboxen vol vis gebonden. We kunnen eindelijk vertrekken.

In the jungle, the mighty jungle

Nu hebben we tijdens onze reizen al heel wat keren de bus genomen. In Laos staat nog een (nacht)busreis over onverharde wegen dwars door de bergen, van twintig uur in onze geheugen. By far de meest zware rit die we hebben gehad, die zeker niet overtroffen kan worden, dachten we...

Paco zit scheef zitten met beide knieen richting het gangpad en Anja past er net naast. De bus is voorzien van grote ramen die niet open kunnen. We zitten de hele rit dieseldampen te happen en staren stoned voor ons uit. De oude bus raast over de slechte weg vol gaten en geulen. De weg houdt geregeld op en gaat over in een overharde zandweg. We rijden dwars door de bush en er is geen verlichting. Het zweet breekt ons uit in de ondertussen warme en benauwde bus. Onze medepassagiers hebben nergens last van en weten waarschijnlijk niet beter. Achter ons trekt de eigenaar van de hanen zijn shirt uit en zit met zijn enorme dikke buik pinda’s te pellen. We passeren onderweg opvallend veel olietrucks, wat bevestigt dat dit een ontzettend olierijk gebied is. Buiten is het ondertussen donker geworden en doet het regenwoud zijn naam eer aan. Met bakken begint het te regenen en verandert de onverharde wegdelen in een modderpoel. We zijn blij als de bus een stop maakt zodat we de benen kunnen strekken en ergens wat kunnen eten.

Na ruim dertien uur stoppen we midden in de nacht in the middle of nowhere. Tot overmaat van ramp zien we dat de bus is gestopt bij een klein bandenplakbedrijfje en hebben we een lekke band. De chauffeur kruipt onder de bus en krikt de as omhoog, dit terwijl er nog mensen in de bus zitten of tegelijk uitstappen. Doodmoe zit er niets anders op dan wachten totdat de band geplakt is.

Na uiteindelijk zestien slopende uren stappen we om vier uur ’s ochtends gebroken uit in Bontang. Nadampend van de diesel staan we op een klein verlicht marktje en vragen waar het centrum is. Er is geen hotel of verblijfplaats te bekennen en niemand spreekt Engels. Het meegebrachte Bahasa talengidsje biedt uitkomst. Bontang centrum blijkt nog drie kilometer verderop te liggen! We zwalken in het donker verder maar blijven wakker door blaffende honden die ons achterna zitten. Gelukkig staat aan de kant van de weg een vrachtwagen en weten we van de aardige chauffeur een lift te versieren. Hij zet ons af bij een hotel verderop en liggen dan uiteindelijk om vijf uur kapot in bed.

Kutai National Park

De benauwde warmte doet er aan herinneren dat we ons vlakbij de evenaar begeven. Daar waar geen seizoenen zijn, maar een droge en natte periode kent. Rond de evenaar wordt gemiddeld de meeste zonkracht gemeten.

In Bontang krijgen we in het ‘National Park Office’ een permit en gids voor het park. In het verderop gelegen plaatsje Sengata stappen we met onze gids in een klein bootje en laden onze ingekochte proviand in. We varen rivieropwaarts verder de jungle in. Tijdens de twee uur durende boottocht wordt het steeds grijzer en donkerder boven ons. Een tropische regenbui breekt open en we zitten drijfnat in het bootje. Inmiddels is het donker geworden en meren we aan bij een junglelodge. We eten een noedelsoepje en liggen op de grond onder een klamboe. Onder luid gekraak van vele krekels en andere geluiden vallen we in slaap.

Onze gids is er vanmorgen al vroeg op uit gegaan op zoek naar orang oetangs. Een paar uur later staan we met z’n drieen onder een grote hoge boom naar boven te loeren. Onze gids wijst en zegt dat er een nest is waar een orang oetang nu ligt te slapen. Later ontwaakt hij en kijkt chagerijnig wie ‘m uit zijn slaap wekt. Onze gids staat met een tak op de boom te tikken. Iets wat wij liever niet zien, maar hierdoor de aap mobiliseert. Langzaam kruipt hij uit zijn nest van dunne takken en klautert naar een andere boom. Wij kunnen ‘m duidelijk zien en volgen ‘m. Maar dat laat hij niet zomaar gebeuren en bekogelt ons met een paar flinke orang oetangdrollen. We duiken op tijd weg zodat de uitwerpselen vlak naast ons neer spatten. Nadat deze bijzondere primaat wegklautert maken we een trekking door de jungle in de hoop nog meer apen te spotten.

Helaas hebben we er geen meer gezien maar genieten van de groene omgeving. Later op de dag vertrekken we met het smalle bootje verder stroomafwaarts. De rivier stroomt dwars door het plaatsje Sengata en we zien de mensen die op en langs het water leven. Na het dorp te zijn gepasseerd gebaart onze gids ineens de stuurman vaart te minderen, in een grote boom aan de oever zien we tientallen neusapen zitten. Deze kleine apen hebben een enorme grote neus, wat erg komisch is om te zien. We varen stilletjes langs de rivierkant en zij kijken ons als kleine mensjes allemaal aan. Als we te dichtbij komen springen ze allemaal weg de struiken in. Deze neusaap, de Probiscus monkey, wordt door de lokale bevolking ‘the Dutch Monkey’ genoemd. Genaamd naar de Hollanders (met hun lange neuzen) die hier aan land kwamen. We voelen ons niet aangesproken...

Op de terugweg spot onze gids een nest hoog in een boom. We minderen vaart en kijken vanuit het bootje omhoog. We zien een grote orang oetang druk bezig een nest te maken. Nummer twee!

Vliegensvlug naar Bali

Na onze mooie ervaringen in het Kutai National Park vertrekken we met een minibusje via Samarinda naar de grote stad Balikpapan. Omdat we meer tijd op een plaats willen hebben, besluiten we Sulawesi achter ons te laten en naar Bali te vliegen. Op de airport in Balikpapan informeren we naar vluchten. Opeens staat er een mannetje met vliegtickets voor vanavond naar Surabaya (Oost-Java) voor onze neus. Aangezien er geen directe vlucht is naar Denpasar besluiten we naar Surabaya te vliegen en vanuit daar verder te kijken. De man gebaart ons op te schieten en we rennen naar de incheckbali. De vlucht vertrekt over vijftien minuten. We staan versteld dat we uberhaupt nog mee kunnen en lopen even later met een boarding pass richting de vertrekhal. Na de man betaald te hebben, beseffen we dat niet een keer naar ons paspoort is gevraagd! Dat kan ook alleen maar hier... Dezelfde avond landen we in Surabaya. We boeken bij aankomst een vlucht naar Bali voor de volgende morgen en verblijven in de kleinste hotelkamer die we ooit hebben gezien (drie bij drie meter) vlakbij het vliegveld.

Aangekomen in het toeristische Kuta-Legian gedeelte op Zuid-Bali, huren we een klein jeepje zodat we zelf Bali kunnen verkennen. We nemen een duik in het zwembad en maken een plan voor onze toertocht. We zijn op Bali!

Reacties

Reacties

Birgit

IK MIS REIZEN...!!!

Sissen BV

Hello tourists :)
Jullie reisverslag was right on time; goede reden voor studie-ontwijkend gedrag ;)
GENIETEN daar!
Hug

hedwig

selamat pagi! Heb een paar verhalen gemist door mijn eigen reis maar deze was het zeker waard om te lezen. Heerlijk die vliegvelden, alles mañana mañana!! Viel spass op bali!
Groetjes, Hedwig

Renate

Heerlijk weer een verhaal van de supertoeristen :-) Zat er alweer een paar dagen naar uit te kijken. Ga nu de foto's bekijken, hopelijk is er ook een van het paasei :-)

Dikke kus!!

Wouter

Wat een mooie trip zijn jullie aan het maken, en nog steeds niet klaar!! Geniet ze!!

Wouter

Toni

Wonderful!
I just thought the two of you would really be this adventurous.

More energy and determination to you both!

big hug,

Toni

Brendan

Alweer een geweldig reisverhaal met bijpassend mooie foto's. Geniet er van en nog heel erg veel plezier gewenst.

Groetjes

Brendan

Manon en Arjan

Heerlijk weer om jullie verhalen te lezen, geen notie dat hier in Europa zo'n hectic geweest is, dat is maar goed ook.
Vraag: ik heb klanten die met hun kinderen van 14 en 17 naar Borneo willen maar geen malaria preventieve middelen willen slikken, hoe zit dat bij jullie? Wat hebben jullie gedaan?

Groetjes, Manon.

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!